Spreuken 10:17
Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen.
Spreuken 6:23
Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens;
2 Kronieken 25:16
En het geschiedde, als hij tot hem sprak, dat hij hem zeide: Heeft men u tot des konings raadgever gesteld? Houd gij op; waarom zouden zij u slaan? Toen hield de profeet op, en zeide: Ik merk, dat God besloten heeft u te verderven, dewijl gij dit gedaan, en naar mijn raad niet gehoord hebt.
Spreuken 1:25-26
En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;
Spreuken 1:30
Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad;
Spreuken 3:1-2
Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden.
Spreuken 3:18
Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig.
Spreuken 4:4
Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef.
Spreuken 4:13
Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.
Spreuken 5:12
En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad!
Spreuken 12:1
Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig.
Spreuken 15:10
De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.
Spreuken 22:17-19
Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;
Spreuken 29:1
Een man, die, dikwijls bestraft zijnde, den nek verhardt, zal schielijk verbroken worden, zodat er geen genezen aan zij.
Prediker 5:6
Want gelijk in de veelheid der dromen ijdelheden zijn, alzo in veel woorden; maar vrees gij God!
Mattheüs 7:24-27
Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft;
Lukas 11:28
Maar Hij zeide: Ja, zalig zijn degenen, die het Woord Gods horen, en hetzelve bewaren.
Hebreeën 2:1
Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien.
Hebreeën 12:25
Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen is;
2 Petrus 1:5-11
En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis,
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd