Spreuken 10:32

De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid.

Prediker 12:10

De prediker zocht aangename woorden uit te vinden, en het geschrevene is recht, woorden der waarheid.

Spreuken 2:12

Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;

Spreuken 11:11

Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken.

Spreuken 12:6

De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden.

Spreuken 12:18

Daar is een, die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn.

Spreuken 15:2

De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit.

Spreuken 15:28

Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten.

Spreuken 18:6-8

De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.

Prediker 10:12

De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelve.

Daniël 4:27

Daarom, o koning! laat mijn raad u behagen, en breek uw zonden af door gerechtigheid, en uw ongerechtigheid door genade te bewijzen aan de ellendigen, of er verlenging van uw vrede mocht wezen.

Titus 2:8

Het woord gezond en onverwerpelijk, opdat degene, die daartegen is, beschaamd worde, en niets kwaads hebbe van ulieden te zeggen.

Treasury of Scripture Knowledge did not add