Parallel Verses
Dutch Staten Vertaling
Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.
New American Standard Bible
Wealth obtained by fraud dwindles, But the one who gathers by labor increases it.
Onderwerpen
Kruisreferenties
Spreuken 20:21
Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden.
Spreuken 10:2
Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood.
Job 15:28-29
En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden.
Job 20:15
Hij heeft goed ingeslokt, maar zal het uitspuwen; God zal het uit zijn buik uitdrijven.
Job 20:19-22
Omdat hij onderdrukt heeft, de armen verlaten heeft, een huis geroofd heeft, dat hij niet opgebouwd had;
Job 27:16-17
Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem;
Psalmen 128:2
Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan.
Spreuken 13:22-23
De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor de rechtvaardige weggelegd.
Spreuken 27:23-27
Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.
Spreuken 28:8
Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt.
Spreuken 28:20
Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is, om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen.
Spreuken 28:22
Die zich haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet niet, dat het gebrek hem overkomen zal.
Prediker 5:14
Gelijk als hij voortgekomen is uit zijner moeders buik, alzo zal hij naakt wederkeren, gaande gelijk hij gekomen was; en hij zal niet medenemen van zijn arbeid, dat hij met zijn hand zou wegdragen.
Jeremia 17:11
Gelijk een veldhoen eieren vergadert, maar broedt ze niet uit, alzo is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn.
Habakuk 2:6-7
Zouden dan niet al dezelve van hem een spreekwoord opnemen, en een uitlegging der raadselen van hem? En men zal zeggen: Wee dien, die vermeerdert hetgeen het zijne niet is (hoe lange!), en dien, die op zich laadt dik slijk.
Jakobus 5:1-5
Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen.