Spreuken 19:4

Het goed brengt veel vrienden toe; maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden.

Spreuken 14:20

De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele.

Job 6:15-23

Mijn broeders hebben trouwelooslijk gehandeld als een beek; als de storting der beken gaan zij door;

Job 19:13-17

Mijn broeders heeft Hij verre van mij gedaan; en die mij kennen, zekerlijk, zij zijn van mij vervreemd.

Spreuken 10:15

Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.

Spreuken 19:6-7

Velen smeken het aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, die giften geeft.

Lukas 15:13-15

En niet vele dagen daarna, de jongste zoon, alles bijeenvergaderd hebbende, is weggereisd in een ver gelegen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht, levende overdadiglijk.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd