Spreuken 2:18
Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.
Spreuken 5:4-14
Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.
Spreuken 6:26-35
Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel.
Spreuken 7:22-27
Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien.
Spreuken 9:18
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.
1 Corinthiërs 6:9-11
Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beerven?
Galaten 5:19-21
De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid,
Efeziërs 5:5
Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.
Openbaring 21:8
Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.
Openbaring 22:15
Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft, en doet.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd