Spreuken 20:4

Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.

Spreuken 19:15

Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren.

Spreuken 10:4

Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.

Spreuken 19:24

Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen.

Spreuken 6:10-11

Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende;

Spreuken 13:4

De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.

Spreuken 24:34

Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.

Spreuken 26:13-16

De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten.

Mattheüs 25:3-10

Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen olie met zich.

Mattheüs 25:24-28

Maar die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zeide: Heer, ik kende u, dat gij een hard mens zijt, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt;

2 Petrus 1:5-11

En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis,

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain