Spreuken 21:5

De gedachten des vlijtigen zijn alleen tot overschot; maar van een ieder, die haastig is, alleen tot gebrek.

Spreuken 10:4

Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.

Spreuken 28:22

Die zich haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet niet, dat het gebrek hem overkomen zal.

Spreuken 13:4

De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.

Spreuken 14:29

De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid.

Spreuken 20:21

Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden.

Spreuken 27:23-27

Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.

Efeziërs 4:28

Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood heeft.

1 Thessalonicenzen 4:11-12

En dat gij u benaarstigt stil te zijn, en uw eigen dingen te doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain