Spreuken 24:15

Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.

1 Samuël 9:11

Als zij opklommen door den opgang der stad, zo vonden zij maagden, die uitgingen om water te putten; en zij zeiden tot haar: Is de ziener hier?

1 Samuël 22:18-19

Toen zeide de koning tot Doeg: Wend gij u, en val aan op de priesters. Toen wendde zich Doeg, de Edomiet, en hij viel aan op de priesters, en doodde te dien dage vijf en tachtig mannen, die den linnen lijfrok droegen.

1 Samuël 23:20-23

Nu dan, o koning, kom spoedig af naar al de begeerte uwer ziel; en het komt ons toe hem over te geven in de hand des konings.

Psalmen 10:8-10

Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme.

Psalmen 37:32

Tsade. De goddeloze loert op den rechtvaardige, en zoekt hem te doden.

Psalmen 56:6

Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.

Psalmen 59:3

Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding, en zonder mijn zonde, o HEERE!

Psalmen 140:5

De hovaardigen hebben mij een strik verborgen, en koorden; zij hebben een net uitgespreid aan de zijde des wegs; valstrikken hebben zij mij gezet. Sela.

Spreuken 1:11

Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;

Spreuken 22:28

Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben.

Jesaja 32:18

En mijn volk zal in een woonplaats des vredes wonen, en in welverzekerde woningen, en in stille geruste plaatsen.

Jeremia 11:19

En ik was als een lam, als een os, die geleid wordt om te slachten; want ik wist niet, dat zij gedachten tegen mij dachten, zeggende: Laat ons den boom met zijn vrucht verderven, en laat ons hem uit het land der levenden uitroeien, dat zijn naam niet meer gedacht worde.

Mattheüs 26:4

En zij beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden.

Handelingen 9:24

Maar hun lage werd Saulus bekend; en zij bewaarden de poorten, beide des daags en des nachts, opdat zij hem doden mochten.

Handelingen 23:16

En als de zoon van Paulus' zuster deze lage gehoord had, kwam hij daar, en ging in de legerplaats, en boodschapte het Paulus.

Handelingen 25:3

Begerende gunst tegen hem, opdat hij hem zou doen komen te Jeruzalem; en leggende een lage, om hem op den weg om te brengen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain