Spreuken 24:23
Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.
Spreuken 18:5
Het is niet goed, het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen.
Spreuken 28:21
De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden.
Leviticus 19:15
Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid zult gij uw naaste richten.
Spreuken 1:6
Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.
Deuteronomium 1:17
Gij zult het aangezicht in het gericht niet kennen; gij zult den kleine, zowel als den grote, horen; gij zult niet vrezen voor iemands aangezicht; want het gericht is Godes; doch de zaak, die voor u te zwaar zal zijn, zult gij tot mij doen komen, en ik zal ze horen.
Deuteronomium 16:19
Gij zult het gericht niet buigen; gij zult het aangezicht niet kennen; ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de ogen der wijzen, en verkeert de woorden der rechtvaardigen.
2 Kronieken 19:7
Nu dan, de verschrikking des HEEREN zij op ulieden; neemt waar, en doet het; want bij den HEERE, onzen God, is geen onrecht, noch aanneming van personen, noch ontvanging van geschenken.
Psalmen 82:2-4
Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela.
Psalmen 107:43
Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN.
Spreuken 22:17
Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;
Prediker 8:1-5
Wie is gelijk de wijze, en wie weet de uitlegging der dingen? De wijsheid der mensen verlicht zijn aangezicht, en de stuursheid zijns aangezichts wordt daardoor veranderd.
Hosea 14:9
Efraim! wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb hem verhoord, en zal op hem zien; Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden. [ (Hosea 14:10) Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig? die bekenne ze; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen. ]
Johannes 7:24
Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel.
1 Timotheüs 5:20-21
Bestraf die zondigen in tegenwoordigheid van allen, opdat ook de anderen vreze mogen hebben.
Jakobus 2:4-6
Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt, en zijt rechters geworden van kwade overleggingen?
Jakobus 3:17
Maar de wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, niet partijdig oordelende, en ongeveinsd.
1 Petrus 1:17
En indien gij tot een Vader aanroept Dengene, Die zonder aanneming des persoons oordeelt naar eens iegelijks werk, zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd