Spreuken 24:8
Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.
Romeinen 1:30
Oorblazers, achterklappers, haters Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden, vinders van kwade dingen, den ouderen ongehoorzaam;
Spreuken 6:14
In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in.
Spreuken 14:22
Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten.
1 Koningen 2:44
Verder zeide de koning tot Simei: Gij weet al de boosheid, die uw hart weet, die gij aan mijn vader David gedaan hebt; daarom heeft de HEERE uw boosheid op uw hoofd doen wederkeren.
Psalmen 21:11
Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd; zij hebben een schandelijke daad bedacht, doch zullen niets vermogen.
Spreuken 6:18
Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen;
Spreuken 24:2
Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite.
Spreuken 24:9
De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.
Jesaja 10:7-13
Hoewel hij het zo niet meent, en zijn hart alzo niet denkt, maar hij zal in zijn hart hebben te verdelgen, en uit te roeien niet weinige volken.
Jesaja 32:7
En eens gierigaards ganse gereedschap is kwaad; hij beraadslaagt schandelijke verdichtselen, om de ellendigen te bederven met valse redenen, en het recht, als de arme spreekt.
Ezechiël 38:10-11
Alzo zegt de Heere HEERE: Te dien dage zal het ook geschieden, dat er raadslagen in uw hart zullen opkomen, en gij zult een kwade gedachte denken,
Nahum 1:11
Van u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen den HEERE, een Belialsraadsman.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd