Spreuken 25:16

Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt.

Spreuken 25:27

Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer.

Richteren 14:8-9

En na sommige dagen kwam hij weder, om haar te nemen; toen week hij af, om het aas van de leeuw te bezien, en ziet, een bijenzwerm was in het lichaam van den leeuw, met honig.

1 Samuël 14:25-27

En het ganse volk kwam in een woud; en daar was honig op het veld.

Spreuken 23:8

Uw bete, die gij gegeten hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke woorden verderven.

Spreuken 24:13-14

Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.

Jesaja 7:15

Boter en honig zal Hij eten, totdat Hij wete te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede.

Jesaja 7:22

En het zal geschieden, dat hij vanwege de veelheid der melk, die zij geven zullen, boter zal eten; ja, een ieder, die overgebleven zal zijn in het midden des lands, die zal boter en honig eten.

Lukas 21:34

En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens over kome.

Efeziërs 5:18

En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest;

Treasury of Scripture Knowledge did not add