Spreuken 26:6

Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, die boodschappen zendt door de hand van een zot.

Spreuken 10:26

Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen, die hem uitzenden.

Numberi 13:31

Maar de mannen, die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij.

Spreuken 13:17

Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.

Spreuken 25:13

Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel.

Treasury of Scripture Knowledge did not add