Spreuken 3:10
Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.
Deuteronomium 28:8
De HEERE zal den zegen gebieden, dat Hij met u zij in uw schuren, en in alles, waaraan gij uw hand slaat; en Hij zal u zegenen in het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal.
Spreuken 11:24-25
Er is een, die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek.
Spreuken 19:17
Die zich des armen ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden.
Spreuken 22:9
Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven.
Prediker 11:1-2
Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen.
Joël 2:24
En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen.
Haggaï 2:19
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
Maleachi 3:10-11
Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen.
Mattheüs 10:42
En zo wie een van deze kleinen te drinken geeft alleenlijk een beker koud water, in den naam eens discipels, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen.
Leviticus 26:2-5
Mijn sabbatten zult gij houden, en Mijn heiligdommen zult gij vrezen; Ik ben de HEERE!
2 Corinthiër 9:6-11
En dit zeg ik: Die spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en die in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd