Spreuken 3:18

Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig.

Genesis 2:9

En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijze; en den boom des levens in het midden van den hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads.

Spreuken 11:30

De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens; en wie zielen vangt, is wijs.

Spreuken 13:12

De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.

Genesis 3:22

Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid.

Openbaring 2:7

Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.

Openbaring 22:2

In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde der rivier was de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijne vrucht; en de bladeren des booms waren tot genezing der heidenen.

Spreuken 15:4

De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain