Spreuken 6:27

Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden?

Job 31:9-12

Zo mijn hart verlokt is geweest tot een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb;

Hosea 7:4-7

Zij bedrijven al te zamen overspel, zij zijn gelijk een bakoven, die heet gemaakt is van den bakker; die ophoudt van wakker te zijn, nadat hij het deeg heeft gekneed, totdat het doorgezuurd zij.

Jakobus 3:5

Alzo is ook de tong een klein lid, en roemt nochtans grote dingen. Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain