Spreuken 7:14

Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald;

Leviticus 7:11

Dit is nu de wet des dankoffers, dat men den HEERE offeren zal.

Leviticus 7:15-16

Maar het vlees van het lofoffer zijns dankoffers zal op den dag van deszelfs offerande gegeten worden; daarvan zal men niet tot den morgen overlaten.

Deuteronomium 12:6-7

En daarheen zult gijlieden brengen uw brandofferen, en uw slachtofferen, en uw tienden, en het hefoffer uwer hand, en uw geloften, en uw vrijwillige offeren, en de eerstgeboorten uwer runderen en uwer schapen.

2 Samuël 15:7-9

Ten einde nu van veertig jaren is het geschied, dat Absalom tot den koning zeide: Laat mij toch heengaan, en mijn gelofte, die ik den HEERE beloofd heb, te Hebron betalen.

1 Koningen 21:9-10

En zij schreef in die brieven, zeggende: Roept een vasten uit, en zet Naboth in de hoogste plaats des volks;

Spreuken 15:8

Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.

Spreuken 17:1

Een droge bete, en rust daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte beesten met twist.

Spreuken 21:27

Het offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer, als zij het met een schandelijk voornemen brengen!

Johannes 18:28

Zij dan leidden Jezus van Kajafas in het rechthuis. En het was 's morgens vroeg; en zij gingen niet in het rechthuis, opdat zij niet verontreinigd zouden worden, maar opdat zij het pascha eten mochten.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain