Zacharia 5:2

En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een vliegende rol, welker lengte is van twintig ellen, en haar breedte van tien ellen.

Zacharia 4:2

En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop; die lampen hadden zeven en zeven pijpen, dewelke boven zijn hoofd waren;

Genesis 6:11-13

Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel.

Jeremia 1:11-14

Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: Ik zie een amandelroede.

Amos 7:8

En de HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide: Een paslood. Toen zeide de HEERE: Zie, Ik zal het paslood stellen in het midden van Mijn volk Israel; Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan.

Zefanja 1:14

De grote dag des HEEREN is nabij; hij is nabij, en zeer haastende; de stem van den dag des HEEREN; de held zal aldaar bitterlijk schreeuwen.

2 Petrus 2:3

En zij zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet.

Openbaring 18:5

Want haar zonden zijn de ene op de andere gevolgd tot den hemel toe, en God is harer ongerechtigheden gedachtig geworden.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain