Hij zal geen zoon, noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn.

Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden.

Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die God niet kent.

De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.

Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:

Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.

Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet glinsteren.

Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen.

O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?

De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.

Men zal hem stoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen.

De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen.

Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.

Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden.

Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen.

De strik zal hem bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen.

Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn onrein in ulieder ogen?

Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden.

Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad.

Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten.

Zijn macht zal hongerig wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde.