Meest Populaire Bijbelverzen in Nehemia 11

Nehemia Rang:

21
VersbegrippenZeven- Tot Negenhonderd

En hun broederen, die het werk in het huis deden, waren achthonderd twee en twintig. En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van Pelalja, den zoon van Amzi, den zoon van Zacharja, den zoon van Pashur, den zoon van Malchia;

33
VersbegrippenTweehonderd En Meer

En zijn broederen, hoofden der vaderen, waren tweehonderd twee en veertig. En Amassai, de zoon van Azareel, den zoon van Achzai, den zoon van Mesillemoth, den zoon van Immer;

61
VersbegrippenDankbaarheidThanksgiving

En Matthanja, de zoon van Micha, den zoon van Zabdi, den zoon van Asaf, was het hoofd, die de dankzegging begon in het gebed, en Bakbukja was de tweede van zijn broederen; en Abda, de zoon van Sammua, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun.

63

En Sabbethai, en Jozabad, van de hoofden der Levieten, waren over het buitenwerk van het huis Gods.

65
VersbegrippenZingenZangersGrootvaders

En der Levieten opziener te Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, den zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja, den zoon van Micha; van de kinderen van Asaf waren de zangers tegenover het werk van Gods huis.

68
VersbegrippenPoortwachtersPoortenPortiersHonderd En Enkelen

En de poortiers: Akkub, Talmon, met hun broederen, die wacht hielden in de poorten, waren honderd twee en zeventig.

73
VersbegrippenSteden in Israël

Het overige nu van Israel, van de priesters en de Levieten, was in alle steden van Juda, een iegelijk in zijn erfdeel.

76
VersbegrippenTempelassistenten

En de Nethinim woonden in Ofel; en Ziha en Gispa waren over de Nethinim.

77
VersbegrippenTweehonderd En Meer

Al de Levieten in de heilige stad waren tweehonderd vier en tachtig.

83

En van de Levieten: Semaja, de zoon van Hassub, den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, den zoon van Buni.

91

En te Hazar-Sual, en in Ber-Seba, en haar onderhorige plaatsen,

92

En te Ziklag, en in Mechona en haar onderhorige plaatsen,

93

En te Jesua, en te Molada, en te Beth-Pelet,

105
VersbegrippenHonderd En Enkelen

En hun broederen, dappere helden, waren honderd acht en twintig; en opziener over hen was Zabdiel, de zoon van Gedolim.

128
VersbegrippenStadKansEen Tiende Van De MensheidHeilige Stad

Voorts woonden de oversten des volks te Jeruzalem; maar het overige des volks wierpen loten, om uit tien een uit te brengen, die in de heilige stad Jeruzalem zou wonen, en negen delen in de andere steden.

150

Anathoth, Nob, Ananja,

174

En dit zijn de kinderen van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Joed, den zoon van Pedaja, den zoon van Kolaja, den zoon van Maaseja, den zoon van Ithiel, den zoon van Jesaja;

177

Te Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez;

180

En Petahja, de zoon van Mesezabeel, van de kinderen van Zerah, den zoon van Juda, was aan des konings hand, in alle zaken tot het volk.

181

Van de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin;

183
VersbegrippenAanbevelingMensen Die ZegenenWelwillende MensenVrijwilligerswerk

En het volk zegende al de mannen, die vrijwilliglijk aanboden te Jeruzalem te wonen.

192
VersbegrippenOfficieren

En Joel, de zoon van Zichri, was opziener over hen; en Juda, de zoon van Senua, was de tweede over de stad.

193

En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, den zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja, den zoon van Siloni.

194
VersbegrippenSteden in IsraëlTempelassistenten

En dit zijn de hoofden van het landschap, die te Jeruzalem woonden; (maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk op zijn bezitting, in hun steden, Israel, de priesters, en de Levieten, en de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo).

200
VersbegrippenZingenMuziek Om Te Vieren

Want er was een gebod des konings van hen, te weten, een zeker onderhoud voor de zangers, van elk dagelijks op zijn dag.

201
VersbegrippenVier- Tot VijfhonderdVier- En Vijfhonderd

Alle kinderen van Perez, die te Jeruzalem woonden, waren vierhonderd acht en zestig dappere mannen.

208

En te En-Rimmon, en te Zora, en te Jarmuth,

210

In de dorpen nu op hun akkers woonden sommigen van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba en haar onderhorige plaatsen, en in Dibon en haar onderhorige plaatsen, en in Jekabzeel en haar dorpen;

215

Zanoah, Adullam en haar dorpen, Lachis en haar akkers, Azeka en haar onderhorige plaatsen; en zij legerden zich van Ber-seba af tot aan het dal Hinnom.

216
VersbegrippenOpzichters

Seraja, de zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, was voorganger van Gods huis;

217
VersbegrippenZeven- Tot Negenhonderd

En na hem Gabbai, Sallai; negenhonderd acht en twintig.

333

De kinderen van Benjamin nu van Geba woonden in Michmas, en Aja, en Beth-El, en haar onderhorige plaatsen,

337
VersbegrippenVakmanschap

Lod, en Ono, in het dal der werkmeesters.

341

Hazor, Rama, Gitthaim,

376

Hadid, Zeboim, Neballat,

388

Van de Levieten nu, woonden sommigen in de verdelingen van Juda, en van Benjamin.