19 Bijbelverzen over Bron Van Water
Meest relevante verzen
Ook zal het te dien dage geschieden, dat er levende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen, de helft van die naar de oostzee, en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers en des winters zijn.
Zij zullen niet hongeren, noch dorsten, en de hitte en de zon zal hen niet steken; want hun Ontfermer zal ze leiden, en Hij zal hen aan de springaders der wateren zachtjes leiden.
Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden aan de waterbeken, in een rechten weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want Ik ben Israel tot een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene.
Want hij zal zijn als een boom, die aan het water geplant is, en zijn wortelen uitschiet aan een rivier, en gevoelt het niet, wanneer er een hitte komt, maar zijn loof blijft groen; en in een jaar van droogte zorgt hij niet, en houdt niet op van vrucht te dragen.
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.
Daarna toog de ganse vergadering van de kinderen Israels, naar hun dagreizen, uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het volk om te drinken. Toen twistte het volk met Mozes, en zeide: Geeft gijlieden ons water, dat wij drinken! Mozes dan zeide tot hen: Wat twist gij met mij? Waarom verzoekt gij den HEERE? Toen nu het volk aldaar dorstte naar water, zo murmureerde het volk tegen Mozes, en het zeide: Waartoe hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat gij mij, en mijn kinderen, en mijn vee, van dorst deed sterven?meer informatie
Zo riep Mozes tot den HEERE, zeggende: Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ga heen voor het aangezicht des volks, en neem met u uit de oudsten van Israel; en neem uw staf in uw hand, waarmede gij de rivier sloegt, en ga heen. Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke. Mozes nu deed alzo voor de ogen der oudsten van Israel. En hij noemde den naam dier plaats Massa en Meriba, om de twist der kinderen Israels, en omdat zij den HEERE verzocht hadden, zeggende: Is de HEERE in het midden van ons, of niet?
Als de kinderen Israels, de ganse vergadering, in de woestijn Zin gekomen waren, in de eerste maand, zo bleef het volk te Kades. En Mirjam stierf aldaar, en zij werd aldaar begraven. En er was geen water voor de vergadering; toen vergaderden zij zich tegen Mozes en tegen Aaron. En het volk twistte met Mozes, en zij spraken, zeggende: Och, of wij den geest gegeven hadden, toen onze broeders voor het aangezicht des HEEREN den geest gaven!meer informatie
Waarom toch hebt gijlieden de gemeente des HEEREN in deze woestijn gebracht, dat wij daar sterven zouden, wij en onze beesten? En waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, om ons te brengen in deze kwade plaats? Het is geen plaats van zaad, noch van vijgen, noch van wijnstokken, noch van granaatappelen; ook is er geen water om te drinken. Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente tot de deur van de tent der samenkomst, en zij vielen op hun aangezichten; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen hun. En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Neem dien staf, en verzamel de vergadering, gij en Aaron, uw broeder, en spreekt gijlieden tot den steenrots voor hun ogen, zo zal zij hun water geven; alzo zult gij hun water voortbrengen uit den steenrots, en gij zult de vergadering en haar beesten drenken. Toen nam Mozes den staf van voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Hij hem geboden had. En Mozes en Aaron vergaderden de gemeente voor de steenrots, en hij zeide tot hen: Hoort toch, gij wederspannigen, zullen wij water voor ulieden uit deze steenrots hervoorbrengen? Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal met zijn staf; en er kwam veel waters uit, zodat de vergadering dronk, en haar beesten.
Want Mijn volk heeft twee boosheden begaan; Mij, den Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.
O HEERE, Israels Verwachting! allen, die U verlaten, zullen beschaamd worden; en die van mij afwijken, zullen in de aarde geschreven worden; want zij verlaten den HEERE, den Springader des levenden waters.
Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten: Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.
Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen?
O alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk!
En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke.
En Hij sprak tot mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet.
En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.
De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader.
Door haar loven wij God en den Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn. Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking. Dit moet, mijn broeders, alzo niet geschieden. Welt ook een fontein uit een zelfde ader het zoet en het bitter?
Dezen zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt.