34 Bible Verses about Dwaze Mensen

Meest relevante verzen

1 Kings 3:7

Nu dan, HEERE, mijn God! Gij hebt Uw knecht koning gemaakt in de plaats van mijn vader David; en ik ben een klein jongeling, ik weet niet uit te gaan noch in te gaan.

Proverbs 30:2

Voorwaar, ik ben onvernuftiger dan iemand; en ik heb geen mensenverstand;

Psalm 73:22

Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U.

Psalm 38:5

Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.

Job 34:35

Dat Job niet met wetenschap gesproken heeft, en zijn woorden niet met kloek verstand geweest zijn.

2 Samuel 24:10

En Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk geteld had; en David zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan.

1 Chronicles 21:8

Toen zeide David tot God: Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb; maar neem toch nu de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld.

1 Samuel 26:21

Toen zeide Saul: Ik heb gezondigd; keer weder, mijn zoon David, want ik zal u geen kwaad meer doen, voor dat mijn ziel dezen dag dierbaar in uw ogen geweest is; zie, ik heb dwaselijk gedaan, en ik heb zeer grotelijks gedwaald.

Psalm 69:5

O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.

2 Samuel 13:12

Maar zij zeide tot hem: Niet, mijn broeder, verkracht mij niet, want alzo doet men niet in Israel; doe deze dwaasheid niet.

2 Samuel 15:31

Toen gaf men David te kennen, zeggende: Achitofel is onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels raad tot zotheid.

2 Corinthians 12:11

Ik ben roemende onwijs geworden; gij hebt mij genoodzaakt, want ik behoorde van u geprezen te zijn; want ik ben in geen ding minder geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben.

Galatians 3:3

Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees?

1 Corinthians 3:18

Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden.

2 Corinthians 11:1

Och, of gij mij een weinig verdroegt in de onwijsheid; ja ook, verdraagt mij!

2 Corinthians 11:16

Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij dan aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen.

2 Corinthians 11:17

Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in deze vasten grond der roeming.

1 Samuel 25:25

Mijn heer stelle toch zijn hart niet aan dezen Belials man, aan Nabal; want gelijk zijn naam is, alzo is hij; zijn naam is Nabal, en dwaasheid is bij hem; en ik, uw dienstmaagd, heb de jongelingen van mijn heer niet gezien, die gij gezonden hebt.

Isaiah 19:11

Gewisselijk, de vorsten van Zoan zijn dwazen, de raad der wijzen, der raadgevers van Farao, is onvernuftig geworden; hoe kunt gijlieden dan zeggen tot Farao; Ik ben een zoon der wijzen, een zoon der oude koningen?

Isaiah 19:13

De vorsten van Zoan zijn zot geworden, de vorsten van Nof zijn bedrogen; zij zullen ook Egypte doen dwalen, tot den uitersten hoek zijner stammen.

Jeremiah 17:11

Gelijk een veldhoen eieren vergadert, maar broedt ze niet uit, alzo is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn.

Proverbs 7:7

En ik zag onder de slechten; ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling;

Matthew 25:2

En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren dwazen.

Matthew 25:3

Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen olie met zich.

Matthew 25:8

En de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit.

Luke 11:40

Gij onverstandigen! Die het buitenste heeft gemaakt, heeft Hij ook niet het binnenste gemaakt?

1 Corinthians 15:36

Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is;

2 Corinthians 11:21

Ik zeg dit naar oneer, gelijk of wij zwak waren geweest; maar waarin iemand stout is (ik spreek in onwijsheid), daarin ben ik ook stout.

2 Corinthians 12:6

Want zo ik roemen wil, ik zal niet onwijs zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik houde daarvan af, opdat niemand van mij denke boven hetgeen hij ziet, dat ik ben, of dat hij uit mij hoort.

Deuteronomy 32:6

Zult gij dit den HEERE vergelden, gij, dwaas en onwijs volk! Is Hij niet uw Vader, Die u verkregen, Die u gemaakt en u bevestigd heeft?

Psalm 107:17

De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;

Deuteronomy 32:21

Zij hebben Mij tot ijver verwekt door hetgeen geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun ijdelheden; Ik dan zal hen tot ijver verwekken door diegenen, die geen volk zijn; door een dwaas volk zal Ik hen tot toorn verwekken.

Romans 10:19

Maar ik zeg: Heeft Israel het niet verstaan? Mozes zegt eerst: Ik zal ulieden tot jaloersheid verwekken door degenen, die geen volk zijn; door een onverstandig volk zal ik u tot toorn verwekken.

Knowing Jesus Everyday

Never miss a post

Public domain