26 Bijbelvers over Zij Die Onwetend Waren
Meest relevante verzen
Een ieder mens is onvernuftig geworden, zodat hij geen wetenschap heeft; een ieder goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want zijn gegoten beeld is leugen, en er is geen geest in hen.
Wie is hij, zegt Gij, die den raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist.
Hebben dan alle werkers der ongerechtigheid geen kennis, die mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen den HEERE niet aan.
Hebben dan de werkers der ongerechtigheid geen kennis, die Mijn volk opeten, alsof zij brood aten? Zij roepen God niet aan.
Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;
Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken.
Verzamelt u, en komt, treedt hier toe samen, gijlieden, die van de heidenen ontkomen zijt! Zij weten niets, die hun houten gesneden beelden dragen, en een god aanbidden, die niet verlossen kan.
En uw kinderkens, waarvan gij zeidet: Zij zullen tot een roof zijn; en uw kinderen, die heden noch goed noch kwaad weten, die zullen daarin komen, en dien zal Ik het geven, en die zullen het erfelijk bezitten.
Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten.
Zijn kinderen komen tot eer, en hij weet het niet; of zij worden klein, en hij let niet op hen.
Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben het sluimeren lief.
Zij weten niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis; dies wankelen alle fondamenten der aarde.
Zij weten niet, en verstaan niet, want het heeft hun ogen bestreken, dat zij niet zien, en hun harten, dat zij niet verstaan.
En niemand van hen brengt het in zijn hart, en er is noch kennis noch verstand, dat hij zeggen zou: De helft daarvan heb ik verbrand in het vuur, ja, ook op de kolen daarvan heb ik brood gebakken, ik heb vlees daarbij gebraden, en heb het gegeten; en zou ik het overblijfsel daarvan tot een gruwel maken, zou ik nederknielen voor hetgeen van een boom gekomen is?
Want zij zijn een volk, dat door raadslagen verloren gaat, en er is geen verstand in hen.
Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israel heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet.
En wedergekeerd zijnde, vond Hij hen wederom slapende, want hun ogen waren bezwaard; en zij wisten niet, wat zij Hem antwoorden zouden.
En een uit hen, namelijk Kajafas, die deszelven jaars hogepriester was, zeide tot hen: Gij verstaat niets;
Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag.
Dat Job niet met wetenschap gesproken heeft, en zijn woorden niet met kloek verstand geweest zijn.
Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn.
Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.