26 Bijbelverzen over Metaforische Bomen

Meest relevante verzen

Genesis 2:9

En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijze; en den boom des levens in het midden van den hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads.

Genesis 3:2-7

En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft. Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven;meer informatie
Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten.

Genesis 3:22

Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid.

Genesis 3:24

En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens.

Openbaring 22:2

In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde der rivier was de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijne vrucht; en de bladeren des booms waren tot genezing der heidenen.

Openbaring 22:19

En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.

Spreuken 3:18

Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig.

Ezechiël 47:7

Als ik wederkeerde, ziet, zo was er aan den oever der beek zeer veel geboomte, van deze en van gene zijde.

Ezechiël 47:12

Aan de beek nu, aan haar oever, zal van deze en van gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen, noch de vrucht daarvan vergaan; in zijn maanden zal het nieuwe vruchten voortbrengen; want zijn wateren vlieten uit het heiligdom; en zijn vrucht zal zijn tot spijze, en zijn blad tot heling.

Richteren 9:8

De bomen gingen eens heen, om een koning over zich te zalven, en zij zeiden tot den olijfboom: Wees gij koning over ons.

Richteren 9:10

Toen zeiden de bomen tot den vijgeboom: Kom gij, wees koning over ons.

Richteren 9:12-13

Toen zeiden de bomen tot den wijnstok: Kom gij, wees koning over ons. Maar de wijnstok zeide tot hen: Zou ik mijn most verlaten, die God en mensen vrolijk maakt? En zou ik heengaan om te zweven over de bomen?

Richteren 9:14-15

Toen zeiden al de bomen tot den doornenbos: Kom gij, wees koning over ons. En de doornenbos zeide tot de bomen: Indien gij mij in waarheid tot een koning over u zalft, zo komt, vertrouwt u onder mijn schaduw; maar indien niet, zo ga vuur uit de doornenbos, en vertere de cederen van de Libanon.

Ezechiël 31:17

Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden.

Ezechiël 31:16

Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde.

Daniël 4:20

De boom, dien gij gezien hebt, die groot en sterk geworden was, en wiens hoogte tot aan den hemel reikte, en die over het ganse aardrijk gezien werd;

Jesaja 60:21

En uw volk zullen allen te zamen rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten; zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde.

Genesis 40:9

Toen vertelde de overste der schenkers Jozef zijn droom, en zeide tot hem: In mijn droom, zie, zo was een wijnstok voor mijn aangezicht;

Never miss a post

Public domain