47 Bijbelverzen over Worsteling
Meest relevante verzen
Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde;
En de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop;
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht.
Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
Doch gedenkt de vorige dagen, in dewelke, nadat gij verlicht zijt geweest, gij veel strijd des lijdens hebt verdragen.
Denwelken wederstaat, vast zijnde in het geloof, wetende, dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt.
Strijdt om in te gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen;
Denzelfden strijd hebbende, hoedanigen gij in mij gezien hebt, en nu in mij hoort.
Want ik wil, dat gij weet, hoe groten strijd ik voor u heb, en voor degenen, die te Laodicea zijn, en zo velen als er mijn aangezicht in het vlees niet hebben gezien;
Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
Vertoont gij u slap ten dage uwer benauwdheid, uw kracht is nauw.
Van waar komen krijgen en vechterijen onder u? Komen zij niet hiervan, namelijk uit uw wellusten, die in uw leden strijd voeren?
En ik bid u, broeders, door onzen Heere Jezus Christus, en door de liefde des Geestes, dat gij met mij strijdt in de gebeden tot God voor mij;
Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, met welke wij zelven van God vertroost worden.
Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet, hetgeen gij wildet.
Gij zult in dezen strijd niet te strijden hebben; stelt uzelven, staat en ziet het heil des HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem! Vreest niet, en ontzet u niet, gaat morgen uit, hun tegen, want de HEERE zal met u wezen.
En de kinderen stieten zich samen in haar lichaam. Toen zeide zij: Is het zo? waarom ben ik dus? en zij ging om den HEERE te vragen.
In welke gij u verheugt, nu een weinig tijds (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen;
Want die ingegaan is in zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.
En hij zeide: Merkt op, geheel Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem, en gij, koning Josafat! Alzo zegt de HEERE tot ulieden: Vreest gijlieden niet, en wordt niet ontzet vanwege deze grote menigte; want de strijd is niet uwe, maar Gods.
U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen tijde strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al den wil van God.
Want het is de HEERE, uw God, Die met u gaat, om voor u te strijden tegen uw vijanden, om u te verlossen.
Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.
Want hiertoe arbeiden wij ook, en worden versmaad, omdat wij gehoopt hebben op den levenden God, Die een Behouder is aller mensen, maar allermeest der gelovigen.
Als een man gestorven is, zal hij weder leven? Ik zou al de dagen mijns strijds hopen, totdat mijn verandering komen zou.
Er is geen mens, die heerschappij heeft over den geest, om den geest in te houden; en hij heeft geen heerschappij over den dag des doods; ook geen geweer in dezen strijd; ook zal de goddeloosheid haar meesters niet verlossen.
En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens.
En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende, dat de verdrukking lijdzaamheid werkt;
Voorts hadden de Filistijnen nog een krijg tegen Israel. En David toog af, en zijn knechten met hem, en streden tegen de Filistijnen, dat David moede werd.
(De kinderen van Efraim, gewapende boogschutters, keerden om ten dage des strijds.)
Want het zijn geesten der duivelen, en zij doen tekenen, welke uitgaan tot de koningen der aarde en der gehele wereld, om die te vergaderen tot den krijg van dien groten dag des almachtigen Gods.
Heeft niet de mens een strijd op de aarde, en zijn zijn dagen niet als de dagen des dagloners?
Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.
Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren.
Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geeindigd, ik heb het geloof behouden;
Wanneer nu mannen kijven, en slaan een zwangere vrouw, dat haar de vrucht afgaat, doch geen dodelijk verderf zij, zo zal hij zekerlijk gestraft worden, gelijk als hem de man der vrouw oplegt, en hij zal het geven door de rechters.
En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.
De arbeid der zotten maakt een iegelijk van hen moede; dewijl zij niet weten naar de stad te gaan.
Verwante onderwerpen
- Anderen Aanmoedigen
- Angst En Stress
- Bloed
- Conflict
- De Oorsprong Van Het Kwaad
- De Strijd Des Levens
- Delen In Christus
- Door Moeilijke Tijden Komen
- Energie
- Ervaring
- Geloof In Harde Tijden
- Gods Wil Kennen
- Harde Tijden Overwinnen