46 Bijbelvers over Reine Kledij

Meest relevante verzen

Numberi 31:24

Gij zult ook uw klederen op den zevenden dag wassen, dat gij rein wordt; en daarna zult gij in het leger komen.

Exodus 19:10

Ook zeide de HEERE tot Mozes: Ga tot het volk, en heilig hen heden en morgen, en dat zij hun klederen wassen,

Exodus 19:14

Toen ging Mozes van den berg af tot het volk, en hij heiligde het volk; en zij wiesen hun klederen.

Leviticus 6:27

Al wat deszelfs vlees zal aanroeren, zal heilig zijn; zo wie van zijn bloed op een kleed zal gesprengd hebben, dat, waarop hij gesprengd zal hebben, zult gij in de heilige plaats wassen.

Leviticus 11:25

Zo wie van hun dood aas gedragen zal hebben, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 11:28

Ook die hun dood aas zal gedragen hebben, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond; zij zullen u onrein zijn.

Leviticus 11:40

Ook die van hun dood aas gegeten zal hebben, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond; en die hun dood aas zal gedragen hebben, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 13:6

En de priester zal hem andermaal op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de plaag ingetrokken, en de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem rein verklaren; het was een verzwering; en hij zal zijn klederen wassen, zo is hij rein.

Leviticus 13:34

Daarna zal de priester die schurftheid op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de schurftheid in het vel niet uitgespreid is, en haar aanzien niet dieper is dan het vel, zo zal de priester hem rein verklaren; en hij zal zijn klederen wassen, en rein zijn.

Leviticus 14:8

Die nu te reinigen is, zal zijn klederen wassen, en al zijn haar afscheren, en zich in het water afwassen, zo zal hij rein zijn; daarna zal hij in het leger komen, maar zal buiten zijn tent zeven dagen blijven.

Leviticus 14:9

En op den zevenden dag zal het geschieden, dat hij al zijn haar zal afscheren, zijn hoofd, en zijn baard, en de wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal hij afscheren, en al zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden, zo zal hij rein zijn.

Leviticus 14:47

Die ook in dat huis te slapen ligt, zal zijn klederen wassen; insgelijks, die in dat huis eet, zal zijn klederen wassen.

Leviticus 15:5-8

Een ieder ook, die zijn leger zal aanroeren, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan den avond. En die op dat tuig zit, waarop hij, die den vloed heeft, gezeten zal hebben, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan den avond. En die het vlees desgenen, die den vloed heeft, aanroert, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.meer informatie
Als ook hij, die den vloed heeft, op een reine zal gespogen hebben, dan zal hij zijn klederen wassen, en zal zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 15:10-11

En al wie iets aanroert, dat onder hem zal geweest zijn, zal onrein zijn tot aan den avond; en die hetzelve draagt, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. Daartoe een ieder, wien hij, die den vloed heeft, zal aangeroerd hebben, zonder zijn handen met water gespoeld te hebben, die zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 15:13

Als hij nu, die den vloed heeft, van zijn vloed gereinigd zal zijn, zo zal hij tot zijn reiniging zeven dagen voor zich tellen, en zijn klederen wassen, en hij zal zijn vlees met levend water baden, zo zal hij rein zijn.

Leviticus 15:17

Ook alle kleed, en alle vel, aan hetwelk het zaad des bijliggens wezen zal, dat zal met water gewassen worden, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 15:21

En al wie haar leger aanroert, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 15:22

Ook al wie enig tuig, waarop zij gezeten zal hebben, aanroert, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 15:27

En zo wie die dingen aanroert, zal onrein zijn; daarom zal hij zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 16:26

En die den bok, welke een weggaande bok was, zal uitgelaten hebben, zal zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden; en daarna zal hij in het leger komen.

Leviticus 16:28

Die nu dezelve verbrandt, zal zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden; en daarna zal hij in het leger komen.

Leviticus 17:15

En alle ziel onder de inboorlingen of onder de vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde zal gegeten hebben, die zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal hij rein zijn.

Numberi 8:7

En aldus zult gij hun doen, om hen te reinigen: spreng op hen water der ontzondiging; en zij zullen het scheermes over hun ganse vlees doen gaan, en zij zullen hun klederen wassen, en zich reinigen.

Numberi 8:21

En de Levieten ontzondigden zich, en wiesen hun klederen, en Aaron bewoog hen ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening over hen, om hen te reinigen.

Numberi 19:7

Dan zal de priester zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden, en daarna in het leger gaan; en de priester zal onrein zijn tot aan den avond.

Numberi 19:8

Ook die haar verbrand heeft, zal zijn klederen met water wassen, en zijn vlees met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

Numberi 19:10

En die de as dezer vaars verzameld heeft, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond. Dit zal den kinderen Israels, en den vreemdeling, die in het midden van henlieden als vreemdeling verkeert, tot een eeuwige inzetting zijn.

Numberi 19:19

En de reine zal den onreine op den derden dag, en op den zevenden dag besprengen; en op den zevenden dag zal hij hem ontzondigen; en hij zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en op den avond rein zijn.

Numberi 19:21

Dit zal hunlieden zijn tot een eeuwige inzetting. En die het water der afzondering sprengt, zal zijn klederen wassen; ook wie het water der afzondering aanroert, die zal onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 13:54

Zo zal de priester gebieden, dat men hetgeen, waaraan die plaag is, wasse, en hij zal dat andermaal zeven dagen doen opsluiten.

Leviticus 13:58

Maar het kleed, of de werpte, of de inslag, of alle vellentuig, dat gij gewassen zult hebben, als de plaag daarvan geweken zal zijn, dat zal andermaal gewassen worden, en het zal rein zijn.

Numberi 31:20

Ook zult gij alle kleding, en alle gereedschap van vellen, en alle geiten haren werk, en gereedschap van hout, ontzondigen.

Genesis 49:11

Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan den edelste wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed.

Zacharia 3:5

Dies zeg Ik: Laat ze een reinen hoed op zijn hoofd zetten. En zij zetten dien reinen hoed op zijn hoofd, en zij togen hem klederen aan; en de Engel des HEEREN stond daarbij.

Mattheüs 27:59

En Jozef, het lichaam nemende, wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad.

Genesis 35:2

Toen zeide Jakob tot zijn huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen;

Genesis 41:14

Toen zond Farao en riep Jozef en zij deden hem haastelijk uit den kuil komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn klederen; en hij kwam tot Farao.

2 Samuël 12:20

Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich, en veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN, en bad aan; daarna kwam hij in zijn huis, en eiste brood; en zij zetten hem brood voor, en hij at.

Openbaring 3:4

Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn.

Maleachi 3:2

Maar wie zal den dag Zijner toekomst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, en als zeep der vollers.

Jesaja 7:3

En de HEERE zeide tot Jesaja: Ga nu uit, Achaz tegemoet, gij en uw zoon, Schear-Jaschub, aan het einde van den watergang des oppersten vijvers, aan den hogen weg van het veld des vollers;

Jesaja 36:2

En de koning van Assyrie zond Rabsake van Lachis naar Jeruzalem tot den koning Hizkia, met een zwaar heir; en hij stond aan den watergang des oppersten vijvers, aan den hogen weg van het veld des vollers.

Psalmen 102:26

Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.

Hebreeën 1:10-12

En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen; Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd, en zij zullen alle als een kleed verouden; En als een dekkleed zult Gij ze ineenrollen, en zij zullen veranderd worden; maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet ophouden.

Knowing Jesus Everyday

Never miss a post

Public domain