40 Bijbelvers over Ritueel Wassen
Meest relevante verzen
Ook zeide de HEERE tot Mozes: Ga tot het volk, en heilig hen heden en morgen, en dat zij hun klederen wassen, En bereid zijn tegen den derden dag; want op den derden dag zal de HEERE voor de ogen van al het volk afkomen, op den berg Sinai.
Toen ging Mozes van den berg af tot het volk, en hij heiligde het volk; en zij wiesen hun klederen.
Gij zult ook Aaron en zijn zonen doen naderen, tot de deur van de tent der samenkomst; en gij zult hen met water wassen. En gij zult Aaron de heilige klederen aantrekken; en gij zult hem zalven, en hem heiligen, dat hij Mij het priesterambt bediene. Gij zult ook zijn zonen doen naderen, en zult hun de rokken aantrekken.meer informatie
En gij zult hen zalven, gelijk als gij hun vader zult gezalfd hebben, dat zij Mij het priesterambt bedienen. En het zal geschieden, dat hun hun zalving zal zijn tot een eeuwig priesterdom bij hun geslachten.
En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Neem de Levieten uit het midden van de kinderen Israels, en reinig hen. En aldus zult gij hun doen, om hen te reinigen: spreng op hen water der ontzondiging; en zij zullen het scheermes over hun ganse vlees doen gaan, en zij zullen hun klederen wassen, en zich reinigen.
En alle ziel onder de inboorlingen of onder de vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde zal gegeten hebben, die zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal hij rein zijn.
En de priester zal hem andermaal op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de plaag ingetrokken, en de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem rein verklaren; het was een verzwering; en hij zal zijn klederen wassen, zo is hij rein.
Verder een man, als van hem het zaad des bijliggens zal uitgegaan zijn, die zal zijn ganse vlees met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. Ook alle kleed, en alle vel, aan hetwelk het zaad des bijliggens wezen zal, dat zal met water gewassen worden, en onrein zijn tot aan den avond. Mitsgaders de vrouw, als een man met het zaad des bijliggens bij haar gelegen zal hebben; daarom zullen zij zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.
En die de as dezer vaars verzameld heeft, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond. Dit zal den kinderen Israels, en den vreemdeling, die in het midden van henlieden als vreemdeling verkeert, tot een eeuwige inzetting zijn.
Gij zult ook uw klederen op den zevenden dag wassen, dat gij rein wordt; en daarna zult gij in het leger komen.
Al wat deszelfs vlees zal aanroeren, zal heilig zijn; zo wie van zijn bloed op een kleed zal gesprengd hebben, dat, waarop hij gesprengd zal hebben, zult gij in de heilige plaats wassen.
En aan deze zult gij verontreinigd worden; zo wie hun dood aas zal aangeroerd hebben, zal onrein zijn tot aan den avond. Zo wie van hun dood aas gedragen zal hebben, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond. Alle beest, dat den klauw verdeelt, doch de klove niet in tweeen klieft, en niet herkauwt, zal u onrein zijn; zo wie hetzelve aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn.meer informatie
En al wat op zijn poten gaat onder alle gedierte, op vier voeten gaande, die zullen u onrein zijn; al wie hun dood aas aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn tot aan den avond. Ook die hun dood aas zal gedragen hebben, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond; zij zullen u onrein zijn.
Maar het kleed, of de werpte, of de inslag, of alle vellentuig, dat gij gewassen zult hebben, als de plaag daarvan geweken zal zijn, dat zal andermaal gewassen worden, en het zal rein zijn.
Maar indien die plaag wederkeert, en in dat huis uitbot, nadat men de stenen uitgebroken heeft, en na het afschrabben van het huis, en nadat het zal bestreken zijn; Zo zal de priester komen; als hij nu zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis uitgespreid is, het is een knagende melaatsheid in dat huis, het is onrein. Daarom zal men dat huis, zijn stenen, en zijn hout even afbreken, mitsgaders al het leem van het huis, en men zal het tot buiten de stad uitvoeren, aan een onreine plaats.meer informatie
En die in dat huis gaat te enigen dage, als men hetzelve zal toegesloten hebben, zal onrein zijn tot aan den avond. Die ook in dat huis te slapen ligt, zal zijn klederen wassen; insgelijks, die in dat huis eet, zal zijn klederen wassen.
Dit zal hunlieden zijn tot een eeuwige inzetting. En die het water der afzondering sprengt, zal zijn klederen wassen; ook wie het water der afzondering aanroert, die zal onrein zijn tot aan den avond.
En ik sprak tot hem: Heere, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.
Die nu te reinigen is, zal zijn klederen wassen, en al zijn haar afscheren, en zich in het water afwassen, zo zal hij rein zijn; daarna zal hij in het leger komen, maar zal buiten zijn tent zeven dagen blijven. En op den zevenden dag zal het geschieden, dat hij al zijn haar zal afscheren, zijn hoofd, en zijn baard, en de wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal hij afscheren, en al zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden, zo zal hij rein zijn.
Alle leger, waarop hij, die den vloed heeft, zal liggen, zal onrein zijn, en alle tuig, waarop hij zal zitten, zal onrein zijn. Een ieder ook, die zijn leger zal aanroeren, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan den avond. En die op dat tuig zit, waarop hij, die den vloed heeft, gezeten zal hebben, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan den avond.meer informatie
En die het vlees desgenen, die den vloed heeft, aanroert, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. Als ook hij, die den vloed heeft, op een reine zal gespogen hebben, dan zal hij zijn klederen wassen, en zal zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. Insgelijks alle zadel, waarop hij, die den vloed heeft, zal gereden hebben, zal onrein zijn. En al wie iets aanroert, dat onder hem zal geweest zijn, zal onrein zijn tot aan den avond; en die hetzelve draagt, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. Daartoe een ieder, wien hij, die den vloed heeft, zal aangeroerd hebben, zonder zijn handen met water gespoeld te hebben, die zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. Ook het aarden vat, hetwelk hij, die den vloed heeft, zal aangeroerd hebben, zal gebroken worden; maar alle houten vat zal met water gespoeld worden. Als hij nu, die den vloed heeft, van zijn vloed gereinigd zal zijn, zo zal hij tot zijn reiniging zeven dagen voor zich tellen, en zijn klederen wassen, en hij zal zijn vlees met levend water baden, zo zal hij rein zijn.
En die den bok, welke een weggaande bok was, zal uitgelaten hebben, zal zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden; en daarna zal hij in het leger komen. Maar den var des zondoffers, en den bok des zondoffers, welker bloed ingebracht is, om verzoening te doen in het heilige, zal men tot buiten het leger uitvoeren; doch hun vellen, hun vlees en hun mest zullen zij met vuur verbranden. Die nu dezelve verbrandt, zal zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden; en daarna zal hij in het leger komen.
Dan zal de priester zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden, en daarna in het leger gaan; en de priester zal onrein zijn tot aan den avond. Ook die haar verbrand heeft, zal zijn klederen met water wassen, en zijn vlees met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.
Wanneer het leger uittrekt tegen uw vijanden, zo zult gij u wachten voor alle kwade zaak. Wanneer iemand onder u is, die niet rein is, door enig toeval des nachts, die zal tot buiten het leger uitgaan; hij zal tot binnen het leger niet komen. Maar het zal geschieden, dat hij zich tegen het naken van den avond met water zal baden; en als de zon ondergegaan is, zal hij tot binnen het leger komen.
Alzo kwam Naaman met zijn paarden en met zijn wagen, en stond voor de deur van het huis van Elisa. Toen zond Elisa tot hem een bode, zeggende: Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan, en uw vlees zal u wederkomen, en gij zult rein zijn. Maar Naaman werd zeer toornig, en toog weg, en zeide: Zie, ik zeide bij mijzelven: Hij zal zekerlijk uitkomen, en staan, en den Naam des HEEREN, Zijns Gods, aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, en den melaatse ontledigen.meer informatie
Zijn niet Abana en Farpar, de rivieren van Damaskus, beter dan alle wateren van Israel; zou ik mij in die niet kunnen wassen en rein worden? Zo wendde hij zich, en toog weg met grimmigheid. Toen traden zijn knechten toe, en spraken tot hem, en zeiden: Mijn vader, zo die profeet tot u een grote zaak gesproken had, zoudt gij ze niet gedaan hebben? Hoeveel te meer, naardien hij tot u gezegd heeft: Was u, en gij zult rein zijn? Zo klom hij af, en doopte zich in de Jordaan zevenmaal, naar het woord van den man Gods; en zijn vlees kwam weder, gelijk het vlees van een kleinen jongen; en hij werd rein.
Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.
Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben, om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, Op een versen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door Zijn vlees; En dewijl wij hebben een groten Priester over het huis Gods;meer informatie
Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.
Voor een onreine nu zullen zij nemen van het stof des brands der ontzondiging, en daarop levend water doen in een vat. En een rein man zal hysop nemen, en in dat water dopen, en sprengen het aan die tent, en op al het gereedschap, en aan de zielen, die daar geweest zijn; insgelijks aan dengene, die een gebeente, of een verslagene, of een dode, of een graf aangeroerd heeft. En de reine zal den onreine op den derden dag, en op den zevenden dag besprengen; en op den zevenden dag zal hij hem ontzondigen; en hij zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en op den avond rein zijn.
Al wie een dode, het dode lichaam eens mensen, die gestorven zal zijn, aanroert, en zich niet ontzondigd zal hebben, die verontreinigt den tabernakel des HEEREN; daarom zal die ziel uitgeroeid worden uit Israel; omdat het water der afzondering op hem niet gesprengd is, zal hij onrein zijn; zijn onreinigheid is nog in hem.
Want Ik zal u uit de heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen; en Ik zal u in uw land brengen. Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen.
En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Gij zult ook een koperen wasvat maken, met zijn koperen voet, om te wassen; en gij zult het zetten tussen de tent der samenkomst, en tussen het altaar, en gij zult water daarin doen; Dat Aaron en zijn zonen zich daaruit wassen, hun handen en voeten.meer informatie
Wanneer zij in de tent der samenkomst zullen gaan, zo zullen zij zich met water wassen, opdat zij niet sterven; of wanneer zij tot het altaar naderen, om te dienen, dat zij het vuuroffer den HEERE aansteken; Zij zullen dan hun handen en voeten wassen, opdat zij niet sterven; en dit zal hun een eeuwige inzetting zijn, voor hem en zijn zaad, bij hun geslachten.
Hij zette ook het wasvat tussen de tent der samenkomst, en tussen het altaar; en hij deed water daarin om te wassen. En Mozes en Aaron, en zijn zonen wiesen daaruit hun handen en hun voeten. Als zij ingingen tot de tent der samenkomst, en als zij tot het altaar naderden, zo wiesen zij zich, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden had.
En alle oudsten derzelver stad, die naast aan den verslagene zijn, zullen hun handen wassen over deze jonge koe, die in dat dal de nek doorgehouwen is; En zij zullen betuigen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten, en onze ogen hebben het niet gezien; Wees genadig aan Uw volk Israel, dat Gij, o HEERE! verlost hebt, en leg geen onschuldig bloed in het midden van Uw volk Israel! En dat bloed zal voor hen verzoend zijn.meer informatie
Alzo zult gij het onschuldig bloed uit het midden van u wegdoen; want gij zult doen, wat recht is in de ogen des HEEREN.
Daarna goot Hij water in het bekken, en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met den linnen doek, waarmede Hij omgord was. Hij dan kwam tot Simon Petrus; en die zeide tot Hem: Heere, zult Gij mij de voeten wassen? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan.meer informatie
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd. Jezus zeide tot hem: Die gewassen is, heeft niet van node, dan de voeten te wassen, maar is geheel rein. En gijlieden zijt rein, doch niet allen.
Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen!
Wie daarentegen onrein zal zijn, en zich niet zal ontzondigen, die ziel zal uit het midden der gemeente uitgeroeid worden; want hij heeft het heiligdom des HEEREN verontreinigd, het water der afzondering is op hem niet gesprengd, hij is onrein.
En alle ziel onder de inboorlingen of onder de vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde zal gegeten hebben, die zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal hij rein zijn. Maar indien hij die niet wast, en zijn vlees niet baadt, zo zal hij zijn ongerechtigheid dragen.
En aldaar waren zes stenen watervaten gesteld, naar de reiniging der Joden, elk houdende twee of drie metreten.
Er rees dan een vraag van enigen uit de discipelen van Johannes met de Joden over de reiniging.
Toen kwamen tot Jezus enige Schriftgeleerden en Farizeen, die van Jeruzalem waren, zeggende: Waarom overtreden Uw discipelen de inzetting der ouden? Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood zullen eten. Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods, door uw inzetting?meer informatie
Want God heeft geboden, zeggende: Eert uwen vader en moeder, en: Wie vader of moeder vloekt, die zal de dood sterven. Maar gij zegt: Zo wie tot vader of moeder zal zeggen: Het is een gave, zo wat u van mij zou kunnen ten nutte komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal eren, die voldoet. En gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting. Gij geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, zeggende: Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij; Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn. En als Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat. Hetgeen ten monde ingaat, ontreinigt den mens niet; maar hetgeen ten monde uitgaat, dat ontreinigt den mens.
En tot Hem vergaderden de Farizeen, en sommigen der Schriftgeleerden, die van Jeruzalem gekomen waren; En ziende, dat sommigen van Zijn discipelen met onreine, dat is, met ongewassen handen brood aten, berispten zij hen. Want de Farizeen en al de Joden eten niet, tenzij dat zij eerst de handen dikmaals wassen, houdende de inzettingen der ouden.meer informatie
En van de markt komende, eten zij niet, tenzij dat zij eerst gewassen zijn. En vele andere dingen zijn er, die zij aangenomen hebben te houden, als namelijk de wassingen der drinkbekers, en kannen, en koperen vaten, en bedden. Daarna vraagden Hem de Farizeen en de Schriftgeleerden: Waarom wandelen Uw discipelen niet naar de inzetting der ouden, maar eten het brood met ongewassen handen? Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Wel heeft Jesaja, van u, geveinsden, geprofeteerd, gelijk geschreven is: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij. Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden zijn der mensen; Want, nalatende het gebod Gods, houdt gij de inzettingen der mensen, als namelijk wassingen der kannen en drinkbekers; en andere dergelijke dingen doet gij vele. En Hij zeide tot hen: Gij doet zeker Gods gebod wel te niet, opdat gij uw inzettingen zoudt onderhouden. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder; en: wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven. Maar gijlieden zegt: Zo een mens tot vader of moeder zegt: Het is korban (dat is te zeggen, een gave), zo wat u van mij zou kunnen ten nutte komen, die voldoet. En gij laat hem niet meer toe, iets aan zijn vader of zijn moeder te doen; Makende alzo Gods woord krachteloos door uw inzetting, die gij ingezet hebt; en vele dergelijke dingen doet gij. En tot Zich de ganse schare geroepen hebbende, zeide Hij tot hen: Hoort Mij allen en verstaat. Er is niets van buiten den mens in hem ingaande, hetwelk hem kan ontreinigen; maar de dingen, die van hem uitgaan, die zijn het, welke den mens ontreinigen. Zo iemand oren heeft om te horen, die hore. En toen Hij van de schare in huis gekomen was, vraagden Hem Zijn discipelen van de gelijkenis. En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij alzo onwetende? Verstaat gij niet, dat al wat van buiten in den mens ingaat, hem niet kan ontreinigen? Want het gaat niet in zijn hart, maar in den buik, en gaat in de heimelijkheid uit, reinigende al de spijzen. En Hij zeide: Hetgeen uitgaat uit den mens, dat ontreinigt den mens. Want van binnen uit het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen, Dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hovaardij, onverstand. Al deze boze dingen komen voort van binnen, en ontreinigen den mens.
Als Hij nu dit sprak, bad Hem een zeker Farizeer, dat Hij bij hem het middagmaal wilde eten; en ingegaan zijnde, zat Hij aan. En de Farizeer, dat ziende, verwonderde zich, dat Hij niet eerst, voor het middagmaal, Zich gewassen had. En de Heere zeide tot hem: Nu gij Farizeen, gij reinigt het buitenste des drinkbekers en des schotels; maar het binnenste van u is vol van roof en boosheid.meer informatie
Gij onverstandigen! Die het buitenste heeft gemaakt, heeft Hij ook niet het binnenste gemaakt? Doch geeft tot aalmoes, hetgeen daarin is; en ziet, alles is u rein.
Deze dingen nu, aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel, te allen tijde, om de gods diensten te volbrengen; Maar in den tweeden tabernakel ging alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelven en voor des volks misdaden. Waarmede de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had;meer informatie
Welke was een afbeelding voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen geofferd werden, die dengene, die de dienst pleegde, niet konden heiligen naar het geweten; Bestaande alleen in spijzen, en dranken, en verscheidene wassingen en rechtvaardigmakingen des vleses, tot op den tijd der verbetering opgelegd. Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. Want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinigheid des vleses; Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levende God te dienen?