62 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Abimelech' in de Bijbel

Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning van Gerar, en nam Sara weg.

VersbegrippenVoorbeelden Van BedrogTwijfelaarsOnjuiste VoorstellingAndere Mensen NemenBroers En ZussenRelatieproblemenSportenSarahVerjonging

Maar God kwam tot Abimelech in een droom des nachts, en Hij zeide tot hem: Zie, gij zijt dood om der vrouwe wil, die gij weggenomen hebt; want zij is met een man getrouwd.

VersbegrippenKwade DromenDromenVoorbeelden Van DromenNachtDood Als StrafVrouwen OverdragenRechtstreeks Communiceren Via Dromen

Doch Abimelech was tot haar niet genaderd; daarom zeide hij: Heere! zult Gij dan ook een rechtvaardig volk doden?

VersbegrippenDe Aard Van BestraffingAfwezigheid Van SexGod DodendGod Zal De Mensen DodenPleidooi Van Onschuld

Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En die mannen vreesden zeer.

VersbegrippenOchtendEmotionele Aspecten Van LijdenInformatie GevenZij Die Vroeg OpstondenAngst Voor Andere Mensen

En Abimelech riep Abraham, en zeide tot hem: Wat hebt gij ons gedaan? en wat heb ik tegen u gezondigd, dat gij over mij en over mijn koninkrijk een grote zonde gebracht hebt? gij hebt daden met mij gedaan, die niet zouden gedaan worden.

VersbegrippenWat Doe Jij?Ontbiedende KoningenWe Hebben GezondigdWelke Zonde?

Voorts zeide Abimelech tot Abraham: Wat hebt gij gezien, dat gij deze zaak gedaan hebt?

VersbegrippenWat Doe Jij?Kijken En Zien

Toen nam Abimelech schapen en runderen, ook dienstknechten en dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw weder.

VersbegrippenSchapenVee HoudenHerstel Van MensenGroepen Van SlavenMensen Die Andere Dingen GevenSchapen BezittenSarah

En Abimelech zeide: Zie, mijn land is voor uw aangezicht; woon, waar het goed is in uw ogen.

VersbegrippenIn Het Land Leven

En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden.

VersbegrippenZiektesBeantwoord GebedBidden Voor ZondaarsBidden Voor Anderen

Want de HEERE had al de baarmoeders van het huis van Abimelech ganselijk toegesloten, ter oorzake van Sara, Abrahams huisvrouw.

VersbegrippenOnvruchtbare VrouwenBaarmoederRedenen Voor OnvruchtbaarheidDingen VerzegelenOnvruchtbaarheidSarah

Voorts geschiedde het ter zelfder tijd, dat Abimelech, mitsgaders Pichol, zijn krijgsoverste, tot Abraham sprak, zeggende: God is met u in alles, wat gij doet.

VersbegrippenCommandantAbraham, In GemeenschapAbraham, De Vriend Van GodAbraham, Beproeving En OverwinningGod Met JouGod Met Specifieke MensenDe Reputatie Van Een Man

En Abraham berispte Abimelech ter oorzake van een waterput, die Abimelechs knechten met geweld genomen hadden.

VersbegrippenSlechte DienarenBronnenVoorbeelden Van Oneerlijkheid

Toen zeide Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan heeft; en ook hebt gij het mij niet aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan heden.

VersbegrippenZij Die Niets Zeggen

Zo zeide Abimelech tot Abraham: Wat zullen hier deze zeven ooilammeren, die gij bijzonder gesteld hebt?

VersbegrippenDieren ScheidenWat Is Dit?

Alzo maakten zij een verbond te Ber-seba. Daarna stond Abimelech op, en Pichol, zijn krijgsoverste, en zij keerden wederom naar het land der Filistijnen.

VersbegrippenIndividuen Die Naar Huis Gaan

En er was honger in dat land, behalve den eerste honger, die in de dagen van Abraham geweest was; daarom toog Izak tot Abimelech, de koning der Filistijnen, naar Gerar.

VersbegrippenVoorbeelden Van HongersnoodOptreden Van God In OTTijden Van Mensen

En het geschiedde, als hij een langen tijd daar geweest was, dat Abimelech, de koning der Filistijnen, ten venster uitkeek, en hij zag, dat, ziet, Izak was jokkende met Rebekka zijn huisvrouw.

VersbegrippenDoor Vensters KijkenNa Een Lange TijdSportenKnuffels

Toen riep Abimelech Izak, en zeide: Voorwaar, zie, zij is uw huisvrouw! hoe hebt gij dan gezegd: Zij is mijn zuster? En Izak zeide tot hem: Want ik zeide: Dat ik niet misschien om harentwil sterve.

VersbegrippenMogelijke DoodWaarom Doe Je Dit?Vrouwen Overdragen

En Abimelech zeide: Wat is dit, dat gij ons gedaan hebt? Lichtelijk had een van dit volk bij uw huisvrouw gelegen, zodat gij een schuld over ons zoudt gebracht hebben.

VersbegrippenWat Doe Jij?

En Abimelech gebood het ganse volk, zeggende: Zo wie deze man of zijn huisvrouw aanroert, zal voorzeker gedood worden!

VersbegrippenAanraken Om Te KwetsenDoodstraf Voor MoordenDe Bevelen Van De Koning

Ook zeide Abimelech tot Izak: Trek van ons; want gij zijt veel machtiger geworden, dan wij.

En Abimelech trok tot hem van Gerar, met Ahuzzat, zijn vriend, en Pichol, zijn krijgsoverste.

VersbegrippenRaadgevers

En zijn bijwijf, hetwelk te Sichem was, baarde hem ook een zoon; en hij noemde zijn naam Abimelech.

Abimelech nu, de zoon van Jerubbaal, ging henen naar Sichem, tot de broeder zijner moeder; en hij sprak tot hen, en tot het ganse geslacht van het huis van den vader zijner moeder, zeggende:

VersbegrippenSamenzweren

Toen spraken de broeders zijner moeder van hem, voor de oren van alle burgers van Sichem, al dezelve woorden; en hun hart neigde zich naar Abimelech; want zij zeiden: Hij is onze broeder.

VersbegrippenMensen Die Mensen VolgenBurgers

En zij gaven hem zeventig zilverlingen, uit het huis van Baal-Berith; en Abimelech huurde daarmede ijdele en lichtvaardige mannen, die hem navolgden.

VersbegrippenMunstelselHuren

Toen vergaderden zich alle burgers van Sichem, en het ganse huis van Millo, en gingen heen en maakten Abimelech ten koning, bij den hogen eik, die bij Sichem is.

VersbegrippenZuilenGedenkstenenEikenKoningen MakenBurgers

Alzo nu, indien gij het in waarheid en oprechtheid gedaan hebt, dat gij Abimelech koning gemaakt hebt, en indien gij welgedaan hebt bij Jerubbaal en bij zijn huis, en indien gij hem naar de verdienste zijner handen gedaan hebt.

VersbegrippenDe Waarheid Opvoeren

Maar gij zijt heden opgestaan tegen het huis mijns vaders, en hebt zijn zonen, zeventig mannen, op een steen gedood; en gij hebt Abimelech, een zoon zijner dienstmaagd, koning gemaakt over de burgers van Sichem, omdat hij uw broeder is);

VersbegrippenConcubinesOndankbaarheidGedood Worden Door Een RotsKoningen MakenDe Jaren ZeventigBroeders Doden

Indien gij dan in waarheid en in oprechtheid bij Jerubbaal en bij zijn huis te dezen dage gehandeld hebt, zo weest vrolijk over Abimelech, en hij zij ook vrolijk over ulieden.

VersbegrippenDe Waarheid Opvoeren

Maar indien niet, zo ga vuur uit van Abimelech, en vertere de burgers van Sichem, en het huis van Millo; en vuur ga uit van de burgers van Sichem, en van het huis van Millo, en vertere Abimelech!

VersbegrippenMensen Verbranden

Toen vlood Jotham, en vluchtte, en ging naar Beer; en hij woonde aldaar vanwege zijn broeder Abimelech.

VersbegrippenVluchtelingenOntsnappen Aan MensenBier

Als nu Abimelech drie jaren over Israel geheerst had,

VersbegrippenDrie Jaar

Zo zond God een bozen geest tussen Abimelech en tussen de burgers van Sichem; en de burgers van Sichem handelden trouweloos tegen Abimelech;

VersbegrippenOverwinning Op Het KwaadDe Oorsprong Van Het KwaadGeestenZij Die Bedrogen

Opdat het geweld, gedaan aan de zeventig zonen van Jerubbaal, kwame, en opdat hun bloed gelegd wierd op Abimelech, hun broeder, die hen gedood had, en op de burgers van Sichem, die zijn handen gesterkt hadden om zijn broeders te doden.

VersbegrippenDe Aard Van BestraffingDe Jaren ZeventigBroeders Doden

En de burgers van Sichem bestelden tegen hem, die op de hoogten der bergen lagen legden, en al wie voorbij hen op den weg doorging, beroofden zij; en het werd Abimelech aangezegd.

VersbegrippenHinderlaagMensen OvervallenVertellen Over Gebeurtenissen

En zij togen uit in het veld, en lazen hun wijnbergen af, en traden de druiven, en maakten lofliederen; en zij gingen in het huis huns gods, en aten en dronken, en vloekten Abimelech.

VersbegrippenGulzigheidDruivenVrolijkheidFeestvreugdeDruiven VertrappelenOngoddelijk Vloeken

En Gaal, de zoon van Ebed, zeide: Wie is Abimelech, en wat is Sichem, dat wij hem dienen zouden? is hij niet een zoon van Jerubbaal? en Zebul zijn bevelhebber? dient liever de mannen van Hemor, den vader van Sichem; want waarom zouden wij hem dienen?

VersbegrippenVermetelheidAndere Onbelangrijke Mensen

Och, dat dit volk in mijn hand ware! ik zoude Abimelech wel verdrijven. En tot Abimelech zeide hij: Vermeerder uw heir, en trek uit.

VersbegrippenDe Aard Van Menselijke Autoriteit

En hij zond listiglijk boden tot Abimelech, zeggende: Zie, Gaal, de zoon van Ebed, en zijn broeders zijn te Sichem gekomen, en zie, zij, met deze stad, handelen vijandiglijk tegen u.

VersbegrippenUitgestuurde BoodschappersZij Die Bedrogen

Abimelech dan maakte zich op, en al het volk, dat met hem was, bij nacht; en zij legden lagen op Sichem, met vier hopen.

VersbegrippenVier Groepen

En Gaal, de zoon van Ebed, ging uit, en stond aan de deur van de stadspoort; en Abimelech rees op, en al het volk, dat met hem was, uit de achterlage.

VersbegrippenIn De Poort Staan

Toen zeide Zebul tot hem: Waar is nu uw mond, waarmede gij zeidet: Wie is Abimelech, dat wij hem zouden dienen? is niet dit het volk, dat gij veracht hebt? trek toch nu uit en strijd tegen hem!

VersbegrippenOpscheppenOpscheppen UitgezonderdAndere Onbelangrijke Mensen

En Gaal trok uit voor het aangezicht der burgeren van Sichem, en hij streed tegen Abimelech.

VersbegrippenElkaar Bevechten

En Abimelech jaagde hem na, want hij vlood voor zijn aangezicht; en er vielen vele verslagenen tot aan de deur der stads poort.

VersbegrippenWondes

Abimelech nu bleef te Aruma; en Zebul verdreef Gaal en zijn broederen, dat zij te Sichem niet mochten wonen.

En het geschiedde des anderen daags dat het volk uittrok in het veld, en zij zeiden het Abimelech aan.

VersbegrippenVertellen Over Bewegingen

Want Abimelech en de hopen, die bij hem waren, overvielen hen, en bleven staan aan de deur der stadspoort; en de twee andere hopen overvielen allen, die in het veld waren, en sloegen hen.

VersbegrippenBruggen Veroveren

Voorts streed Abimelech tegen de stad dienzelven gansen dag, en nam de stad in, en doodde het volk, dat daarin was; en hij brak de stad af, en bezaaide haar met zout.

VersbegrippenVeroveringZuurheidZaaien

En het werd Abimelech aangezegd, dat alle burgeren des torens van Sichem zich verzameld hadden.

VersbegrippenVertellen Over Bewegingen

Zo ging Abimelech op den berg Zalmon, hij en al het volk, dat met hem was; en Abimelech nam een bijl in zijn hand, en hieuw een tak van de bomen, en nam hem op, en legde hem op zijn schouder; en hij zeide tot het volk, dat bij hem was: Wat gij mij hebt zien doen, haast u, doet als ik.

VersbegrippenAnderen NabootsenAssenGereedschap

Zo hieuw ook al het volk een iegelijk zijn tak af, en zij volgden Abimelech na, en legden ze aan de sterkte, en verbrandden daardoor de sterkte met vuur; dat ook alle lieden des torens van Sichem stierven, omtrent duizend mannen en vrouwen.

VersbegrippenDuizend MensenBrandende StedenDoden Binnen IsraëlPrivé Kamers

Voorts toog Abimelech naar Thebez, en hij legerde zich tegen Thebez, en nam haar in.

VersbegrippenBelegeringMensen Die Hun Eigen Soort Aanvallen

Toen kwam Abimelech tot aan den toren, en bestormde dien; en hij genaakte tot aan de deur des torens, om dien met vuur te verbranden.

VersbegrippenBrandende Steden

Als nu de mannen van Israel zagen, dat Abimelech dood was, zo gingen zij een iegelijk naar zijn plaats.

VersbegrippenTroepen Die Naar Huis Gaan

Alzo deed God wederkeren heet kwaad van Abimelech, dat hij aan zijn vader gedaan had, dodende zijn zeventig broederen.

VersbegrippenVoorbeelden Van De Toorn Van GodDe Jaren ZeventigGod Heeft Het GeëistBroeders DodenHalfbroers

Na Abimelech nu stond op, om Israel te behouden, Thola, een zoon van Pua, zoon van Dodo, een man van Issaschar; en hij woonde te Samir, op het gebergte van Efraim.

VersbegrippenVerdedigingReddingStammen Van IsraëlGrootvaders

Wie sloeg Abimelech, den zoon van Jerubbeseth? Wierp niet een vrouw een stuk van een molensteen op hem van den muur, dat hij te Thebez stierf? Waarom zijt gij tot den muur genaderd? Dan zult gij zeggen: Uw knecht, Uria, de Hethiet, is ook dood.

VersbegrippenMolenstenenGedood Worden Door Een RotsGenoemde Individuen Doden

En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters, en Sausa schrijver;

David nu verdeelde hen, en Zadok uit de kinderen van Eleazar, en Abimelech uit de kinderen van Ithamar, naar hun ambt in hun dienst.

VersbegrippenHogepriesters In OTHet Instituut Priesters In De Tijd Van OTDienstbaarheid En Aanbidding Van God

Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech, die hem wegjoeg, dat hij doorging. (1a) Aleph. Ik zal den HEERE loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn.

VersbegrippenLippenKrankzinnigheidVoorwendselPositieve Aspecten Van SpraakVoortdurendAltijd LovenGod PrijzenGezegend Zij God!Gedrag

Public domain