'Band' in de Bijbel
Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden.
Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
En Ik zal ulieden onder de roede doen doorgaan, en Ik zal u brengen onder den band des verbonds.
Doch laat den stam met zijn wortelen in de aarde, en met een ijzeren en koperen band in het tedere gras des velds; en laat hem in de dauw des hemels nat gemaakt worden, en zijn deel zij met het gedierte in het kruid der aarde.
Dat nu de koning, een wachter, namelijk een heilige gezien heeft, van den hemel afkomende, die zeide: Houwt dezen boom af, en verderft hem; doch laat den stam met zijn wortelen in de aarde, en met een ijzeren en koperen band in het tedere gras des velds, en in de dauw des hemels nat gemaakt worden, en dat zijn deel zij met het gedierte des velds, totdat er zeven tijden over hem voorbijgaan;
En terstond werden zijn oren geopend, en de band zijner tong werd los, en hij sprak recht.
En deze, die een dochter Abrahams is, welke de satan, ziet, nu achttien jaren gebonden had, moest die niet losgemaakt worden van dezen band, op den dag des sabbats?
U benaarstigende te behouden de enigheid des Geestes door den band des vredes.
En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid.