'Delg' in de Bijbel
Nu dan, indien Gij hun zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt.
Gedenk mijner, mijn God, in dezen; en delg mijn weldadigheden niet uit, die ik aan het huis mijns Gods en aan Zijn wachten gedaan heb.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. (1b) Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.
Ik delg uw overtredingen uit als een nevel, en uw zonden als een wolk; keer weder tot Mij, want Ik heb u verlost.
Doch Gij, HEERE! weet al hun raad tegen mij ten dode; maak geen verzoening over hun ongerechtigheid, en delg hun zonde niet uit van voor Uw aangezicht; maar laat hen nedergeveld worden voor Uw aangezicht; handel alzo met hen, ten tijde Uws toorns.