'Eer' in de Bijbel
Maar indien gijlieden den droom en zijn uitlegging te kennen geeft, zo zult gij geschenken en gaven, en grote eer van mij ontvangen; daarom geeft mij den droom en zijn uitlegging te kennen.
Gij, o koning! zijt een koning der koningen; want de God des hemels heeft u een koninkrijk, macht, en sterkte, en eer gegeven;
Wat u aangaat, o koning! de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar het koninkrijk, en grootheid, en eer, en heerlijkheid gegeven;
Maar toen zich zijn hart verhief, en zijn geest verstijfd werd ter hovaardij, werd hij van den troon zijns koninkrijks afgestoten, en men nam de eer van hem weg.
En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natien en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.
En hij zal de vastigheden der sterkten maken met den vreemden god; dengenen, die hij kennen zal, zal hij de eer vermenigvuldigen, en hij zal ze doen heersen over velen, en hij zal het land uitdelen om prijs.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (13)
- Exodus (4)
- Numberi (2)
- Jozua (3)
- Richteren (2)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (8)
- 1 Koningen (1)
- 2 Koningen (4)
- 1 Kronieken (7)
- 2 Kronieken (8)
- Esther (7)
- Job (3)
- Psalmen (40)
- Spreuken (18)
- Prediker (6)
- Hooglied (1)
- Jesaja (16)
- Jeremia (5)
- Ezechiël (2)
- Daniël (6)
- Hosea (1)
- Joël (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Maleachi (3)