'Eer' in de Bijbel
En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was.
En hem was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude, eer hij den Christus des Heeren zou zien.
Maar wanneer gij genood zult zijn, ga heen en zet u in de laatste plaats; opdat, wanneer hij komt, die u genood heeft, hij tot u zegge: Vriend, ga hoger op. Alsdan zal het u eer zijn voor degenen, die met u aanzitten.
En zijn er geen gevonden, die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling?
Gij weet de geboden: Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; eer uw vader en uw moeder.
En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde;
Maar Hij zeide: Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult verloochend hebben, dat gij Mij kent.
En de Heere, Zich omkerende, zag Petrus aan; en Petrus werd indachtig het woord des Heeren, hoe Hij hem gezegd had: Eer de haan zal gekraaid hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (13)
- Exodus (4)
- Numberi (2)
- Jozua (3)
- Richteren (2)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (8)
- 1 Koningen (1)
- 2 Koningen (4)
- 1 Kronieken (7)
- 2 Kronieken (8)
- Esther (7)
- Job (3)
- Psalmen (40)
- Spreuken (18)
- Prediker (6)
- Hooglied (1)
- Jesaja (16)
- Jeremia (5)
- Ezechiël (2)
- Daniël (6)
- Hosea (1)
- Joël (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Maleachi (3)