'Gelouterd' in de Bijbel
En tot het reukaltaar gelouterd goud in gewicht; en goud tot het voorbeeld des wagens, te weten der cherubim, die de vleugels zouden uitbreiden, en de ark des verbonds des HEEREN overdekken.
Drie duizend talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven duizend talenten gelouterd zilver, om de wanden der huizen te overtrekken;
De redenen des HEEREN zijn reine redenen, zilver, gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal.
Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;
Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief.
Ziet, Ik heb u gelouterd, doch niet als zilver, Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende.
Velen zullen er gereinigd en wit gemaakt, en gelouterd worden; doch de goddelozen zullen goddelooslijk handelen, en geen van de goddelozen zullen het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan.