'Goede' in de Bijbel

Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.

Gedenk, dat mijn leven een wind is; mijn oog zal niet wederkomen, om het goede te zien.

En mijn dagen zijn lichter geweest dan een loper; zij zijn weggevloden, zij hebben het goede niet gezien.

In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf.

De ander daarentegen sterft met een bittere ziel, en hij heeft van het goede niet gegeten.

Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen.

Nochtans toen ik het goede verwachtte, zo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht, zo kwam de donkerheid.

Indien zij horen, en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden.