'Inkomst' in de Bijbel
Gij zult ook zes jaar uw land bezaaien, en deszelfs inkomst verzamelen;
Zes jaren zult gij uw akker bezaaien, en zes jaren uw wijngaard besnijden, en de inkomst daarvan inzamelen.
En de inkomst van den sabbat des lands zal voor u tot spijze zijn, voor u, en voor uw knecht, en voor uw dienstmaagd, en voor uw dagloner, en voor uw bijwoner, die bij u als vreemdelingen verkeren;
Mitsgaders voor het vee, en voor het gedierte, dat in uw land is, zal al de inkomst daarvan tot spijze zijn.
Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan eten.
En als gij zoudt zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende jaar? Ziet, wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen;
Zo zal Ik Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen.
Het achtste jaar nu zult gij zaaien, en zult van de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe; totdat zijn inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten.
Zo zal Ik uw regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven;
Gij zult uw wijngaard niet met tweeerlei bezaaien; opdat de volheid des zaads, dat gij zult gezaaid hebben, en de inkomst des wijngaards niet ontheiligd worde.
Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten.
En het Manna hield op des anderen daags, nadat zij van des lands overjarige koren gegeten hadden; en de kinderen Israels hadden geen Manna meer, maar zij aten in hetzelve jaar van de inkomst des lands Kanaan.
Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud.
Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde.
In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte.
Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden; hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen.
En wiens inkomst was het zaad van Sichor over de grote wateren, de oogst der rivier; en zij was de markt der heidenen.
En het geboomte des velds zal zijn vrucht geven, en het land zal zijn inkomst geven, en zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik de disselbomen huns juks zal hebben verbroken, en hen gerukt uit de hand dergenen, die zich van hen deden dienen.
En Ik zal de vrucht van het geboomte en de inkomst des velds vermenigvuldigen; opdat gij de smaadheid des hongers niet meer ontvangt onder de heidenen.
En het overgelatene in de lengte, tegenover het heilig hefoffer, zal zijn tien duizend oostwaarts, en tien duizend westwaarts; en het zal tegenover het heilig hefoffer zijn; en de inkomst daarvan zal wezen tot onderhoud voor degenen, die de stad dienen.