'Jaagt' in de Bijbel
En aangaande de overgeblevenen onder u, Ik zal in hun hart een wekigheid in de landen hunner vijanden laten komen; zodat het geruis van een gedreven blad hen jagen zal, en zij zullen vlieden, gelijk men vliedt voor een zwaard, en zullen vallen, waar niemand is, die jaagt.
En zij zullen de een op den ander als voor het zwaard vallen, waar niemand is, die jaagt; en gij zult voor het aangezicht uwer vijanden niet kunnen bestaan.
En het geschiedde, als men de poort zou sluiten, als het duister was, dat die mannen uitgingen; ik weet niet, waarheen die mannen gegaan zijn; jaagt hen haastelijk na, want gij zult ze achterhalen.
Maar staat gijlieden niet stil, jaagt uw vijanden achterna, en slaat hen in den staart; laat hen in hun steden niet komen; want de HEERE, uw God, heeft ze in uw hand gegeven.
Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand; want als ik de slip uws mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken en zie, dat er in mijn hand geen kwaad, noch overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans jaagt gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt.
Naar wien is de koning van Israel uitgegaan? Wien jaagt gij na? Naar een doden hond, naar een enige vlo!
Want zij verheft zich; gelijk een felle leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en stelt U wonderlijk tegen mij.
Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt na, en grijpt hem, want er is geen verlosser.
Want door een vrouw, die een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel.
Alzo is de gerechtigheid ten leven, gelijk die het kwade najaagt, naar zijn dood jaagt.
Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan uw kussens, waarmede gij aldaar de zielen jaagt naar de bloemhoven, en Ik zal ze uit uw armen wegscheuren; en Ik zal die zielen losmaken, de zielen, die gij jaagt naar de bloemhoven.
Efraim weidt zich met wind, en jaagt den oostenwind na; den gansen dag vermenigvuldigt hij leugen en verwoesting; en zij maken verbond met Assur, en de olie wordt naar Egypte gevoerd.
Jaagt de liefde na, en ijvert om de geestelijke gaven, maar meest, dat gij moogt profeteren.
Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens elkander als jegens allen.
Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal;