12 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Judá' in de Bijbel

Van Juda, Nahesson, de zoon van Amminadab.

Van de zonen van Juda, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken,

Waren hun getelden van den stam van Juda vier en zeventig duizend en zeshonderd.

Die zich nu legeren zullen oostwaarts tegen den opgang, zal zijn de banier des legers van Juda, naar hun heiren; en Nahesson, de zoon van Amminadab, zal de overste der zonen van Juda zijn.

Al de getelden des legers van Juda waren honderd zes en tachtig duizend en vierhonderd, naar hun heiren. Zij zullen vooraan optrekken.

Die nu op den eersten dag zijn offerande offerde, was Nahesson, de zoon van Amminadab, voor den stam van Juda.

Want vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; en over zijn heir was Nahesson, de zoon van Amminadab.

Van de stam van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne.

De zonen van Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven in het land Kanaan.

Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten.

Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden: zes en zeventig duizend en vijfhonderd.

En dit zijn de namen dezer mannen: van de stam van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne;

Public domain