'Kennen' in de Bijbel
En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt?
En Cham, Kanaans vader, zag zijns vaders naaktheid, en hij gaf het zijn beiden broederen daar buiten te kennen.
Toen riep Farao Abram, en zeide: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt? waarom hebt gij mij niet te kennen gegeven, dat zij uw huisvrouw is?
Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons, om te vernachten?
En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren.
Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechterhand of ter linkerhand wende.
En hij zeide tot hen: Kent gij Laban, den zoon van Nahor? En zij zeiden: Wij kennen hem.
En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder van haar vader, en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij heen, en gaf het aan haar vader te kennen.
En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den Syrier, overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood.
En Jakob vraagde, en zeide: Geef toch Uw naam te kennen. En Hij zeide: Waarom is het, dat gij naar Mijn naam vraagt? En Hij zegende hem aldaar.
En hij zeide: Ik zoek mijn broederen; geef mij toch te kennen, waar zij weiden.
En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie, uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren.
En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, heeft gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Toen zeide Juda: Breng ze hervoor, dat zij verbrand worde!
Toen zeide Jozef tot Farao: De droom van Farao is een; hetgeen God is doende, heeft Hij Farao te kennen gegeven.
En zij kwamen in het land Kanaan, tot Jakob, hun vader; en zij gaven hem te kennen al hun wedervaren, zeggende:
En Israel zeide: Waarom hebt gij zo kwalijk aan mij gedaan, dat gij dien man te kennen gaaft, of gij nog een broeder hadt?
En zij zeiden: Die man vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, zeggende: Leeft uw vader nog; hebt gij nog een broeder? Zo gaven wij het hem te kennen, volgens diezelfde woorden; hebben wij juist geweten, dat hij zeggen zou: Brengt uw broeder af?
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (17)
- Exodus (3)
- Leviticus (2)
- Deuteronomium (5)
- Jozua (6)
- Richteren (5)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (27)
- 2 Samuël (10)
- 1 Koningen (5)
- 2 Koningen (13)
- 1 Kronieken (1)
- 2 Kronieken (3)
- Nehemia (3)
- Esther (11)
- Job (11)
- Psalmen (11)
- Spreuken (4)
- Prediker (3)
- Jesaja (9)
- Jeremia (14)
- Ezechiël (5)
- Daniël (23)
- Hosea (6)
- Jona (1)
Verwante onderwerpen
- Chistus Persoonlijk Kennen
- Christus Ontkennen
- De Aard Van God Kennen
- De Feiten Kennen
- De Invloed Van God Kennen
- De Toekomst Niet Kennen
- Dingen Herkennen
- Erkennen Van Geloof In Christus