'Komt' in de Bijbel
En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar.
En hij zeide: Hagar, gij, dienstmaagd van Sarai! van waar komt gij, en waar zult gij heengaan? En zij zeide: Ik ben vluchtende van het aangezicht mijner vrouw Sarai!
Izak nu kwam, van daar men komt tot den put Lachai-Roi; en hij woonde in het zuiderland.
Voorts zeide hij tot hen: Is het wel met hem? En zij zeiden: Het is wel; en zie, Rachel, zijn dochter, komt met de schapen.
Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde zijn naam Gad.
Want hij zeide: Indien Ezau op het ene heir komt, en slaat het, zo zal het overgeblevene heir ontkomen.
En zij zeiden de een tot den ander: Ziet, daar komt die meester-dromer aan!
Nu komt dan, en laat ons hem doodslaan, en hem in een dezer kuilen werpen; en wij zullen zeggen: een boos dier heeft hem opgegeten; zo zullen wij zien, wat van zijn dromen worden zal.
Komt, en laat ons hem aan deze Ismaelieten verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij is onze broeder, ons vlees, en zijn broederen hoorden hem.
En het geschiedde, als zij baarde, dat een de hand uitgaf; en de vroedvrouw nam dezelve, en zij bond een scharlaken draad om zijn hand, zeggende: Deze komt het eerst uit.
Als Jozef zijn broederen zag, zo kende hij hen; maar hij hield zich vreemd jegens hen, en sprak hard met hen, en zeide tot hen: Van waar komt gij? En zij zeiden: Uit het land Kanaan; om spijze te kopen.
Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij zagen, toen hij ons om genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons.
En neemt uw vader en uw huisgezinnen, en komt tot mij, en ik zal u het beste van Egypteland geven, en gij zult het vette dezes lands eten.
Gij zijt toch gelast: doet dit, neemt u uit Egypteland wagenen voor uw kinderkens, en voor uw vrouwen, en voert uw vader, en komt.
En men boodschapte Jakob, en men zeide: Zie, uw zoon Jozef komt tot u! Zo versterkte zich Israel, en zat op het bed.
Komt samen en hoort, gij, zonen van Jakob! en hoort naar Israel, uw vader.
De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (17)
- Exodus (6)
- Leviticus (1)
- Numberi (5)
- Deuteronomium (6)
- Jozua (13)
- Richteren (12)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (17)
- 2 Samuël (7)
- 1 Koningen (5)
- 2 Koningen (10)
- 1 Kronieken (4)
- 2 Kronieken (8)
- Ezra (2)
- Nehemia (1)
- Job (19)
- Psalmen (18)
- Spreuken (13)
- Prediker (4)
- Hooglied (1)
- Jesaja (28)
- Jeremia (21)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (19)
- Daniël (2)
- Hosea (3)
- Joël (4)
- Amos (4)
- Jona (3)
- Micha (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (1)
- Maleachi (2)