47 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Labán' in de Bijbel

En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot die man naar buiten tot de fontein.

Toen antwoordde Laban en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken.

En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de dochter van Betuel, den Syrier, uit Paddan-Aram, de zuster van Laban, den Syrier, zich ter vrouw nam.

Nu dan, mijn zoon! hoor naar mijn stem, en maak u op, vlied gij naar Haran, tot Laban, mijn broeder.

Maak u op, ga naar Paddan-Aram, ten huize van Bethuel, den vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van de dochteren van Laban, uwer moeders broeder.

Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-Aram, tot Laban, den zoon van Bethuel, den Syrier, den broeder van Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder.

En hij zeide tot hen: Kent gij Laban, den zoon van Nahor? En zij zeiden: Wij kennen hem.

En het geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner moeders broeder, dat Jakob toetrad, en wentelde den steen van den mond des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijner moeders broeder.

En het geschiedde, als Laban die tijding hoorde van Jakob, zijner zusters zoon, zo liep hij hem tegemoet, en omhelsde hem, en kuste hem, en bracht hem tot zijn huis. En hij vertelde Laban al deze dingen.

Toen zeide Laban tot hem: Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en mijn vlees! En hij bleef bij hem een volle maand.

Daarna zeide Laban tot Jakob: Omdat gij mijn broeder zijt, zoudt gij mij derhalve om niet dienen? verklaar mij, wat zal uw loon zijn?

En Laban had twee dochters: de naam der grootste was Lea; en de naam der kleinste was Rachel.

Toen zeide Laban: Het is beter, dat ik haar aan u geve, dan dat ik haar aan een anderen man geve; blijf bij mij.

En het geschiedde des morgens, en ziet, het was Lea. Daarom zeide hij tot Laban: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan bedrogen?

En Laban zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse, dat men de kleinste uitgeve voor de eerstgeborene.

En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd Bilha, haar tot een dienstmaagd.

En het geschiedde, Als Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob tot Laban zeide: Laat mij vertrekken, dat ik ga tot mijn plaats, en naar mijn land.

Toen zeide Laban tot hem: Zo ik nu genade gevonden heb in uw ogen; ik heb waargenomen, dat de HEERE mij om uwentwil gezegend heeft.

Toen zeide Laban: Zie, och ja, het zij naar uw woord!

En hij stelde een weg van drie dagen tussen hem, en tussen Jakob; en Jakob weidde de overige kudde van Laban.

Toen scheidde Jakob de lammeren, en hij wendde het gezicht der kudde op het gesprenkelde, en al het bruine onder Labans kudde; en hij stelde zijn kudden alleen, en hij zette ze niet bij de kudde van Laban.

Maar als de kudde spade hittig werd, zo stelde hij ze niet, zodat de spadelingen Laban, en de vroegelingen Jakob toekwamen.

Toen hoorde hij de woorden der zonen van Laban, zeggende: Jakob heeft genomen alles, wat onzes vaders was, en van hetgeen, dat onzes vaders was, heeft hij al deze heerlijkheid gemaakt.

Jakob zag ook het aangezicht van Laban aan, en ziet, het was jegens hem niet als gisteren en eergisteren.

En Hij zeide: Hef toch uw ogen op, en zie! alle bokken, die de kudde beklimmen, zijn gesprenkeld, gespikkeld, en hagelvlakkig; want Ik heb gezien alles, wat Laban u doet.

Laban nu was gegaan, om zijn schapen te scheren; zo stal Rachel de terafim, die haar vader had.

En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den Syrier, overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood.

Doch God kwam tot Laban, den Syrier, in een droom des nachts, en Hij zeide tot hem: Wacht u, dat gij met Jakob spreekt, noch goed, noch kwaad.

En Laban achterhaalde Jakob; Jakob nu had zijn tent geslagen op dat gebergte; ook sloeg Laban met zijn broederen de zijne op het gebergte van Gilead.

Toen zeide Laban tot Jakob: Wat hebt gij gedaan, dat gij u aan mijn hart ontstolen hebt, en mijn dochteren ontvoerd hebt, als gevangenen met het zwaard?

Toen antwoordde Jakob, en zeide tot Laban: Omdat ik vreesde; want ik zeide: Opdat gij niet misschien uw dochteren mij ontweldigdet!

Toen ging Laban in de tent van Jakob, en in de tent van Lea, en in de tent van de beide dienstmaagden, en hij vond niets; en als hij uit de tent van Lea gegaan was, kwam hij in de tent van Rachel.

Maar Rachel had de terafim genomen, en zij had die in een kemels zadeltuig gelegd, en zij zat op dezelve. En Laban betastte die ganse tent, en hij vond niets.

Toen ontstak Jakob, en twistte met Laban; en Jakob antwoordde en zeide tot Laban: Wat is mijn overtreding, wat is mijn zonde, dat gij mij zo hittiglijk hebt nagejaagd?

Toen antwoordde Laban en zeide tot Jakob: Deze dochters zijn mijn dochters, en deze zonen zijn mijn zonen, en deze kudde is mijn kudde, ja, al wat gij ziet, dat is mijn; en wat zoude ik aan deze mijn dochteren heden doen? of aan haar zonen, die zij gebaard hebben?

En Laban noemde hem Jegar-Sahadutha; maar Jakob noemde denzelven Gilead.

Toen zeide Laban: Deze hoop zij heden een getuige tussen mij en tussen u! Daarom noemde men zijn naam Gilead,

Laban zeide voorts tot Jakob: Zie, daar is deze zelfde hoop, en zie, daar is dit opgericht teken, hetwelk ik opgeworpen heb tussen mij en tussen u;

En Laban stond des morgens vroeg op, en kuste zijn zonen, en zijn dochteren, en zegende hen; en Laban trok heen, en keerde weder tot zijn plaats.

En hij gebood hun, zeggende: Zo zult gij zeggen tot mijn heer, tot Ezau: Zo zegt Jakob, uw knecht: Ik heb als vreemdeling gewoond bij Laban, en heb er tot nu toe vertoefd;

Dit zijn de zonen van Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea gegeven had; en zij baarde Jakob deze zestien zielen.

Dit zijn de zonen van Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had; en zij baarde dezelve Jakob, zij waren allen zeven zielen.

Dit zijn de woorden, die Mozes tot gans Israel gesproken heeft, aan deze zijde van de Jordaan, in de woestijn, op het vlakke veld tegenover Suf, tussen Paran en tussen Tofel, en Laban, en Hazeroth, en Dizahab.

Zoekresultaten op Versies

Alle versies

Zoekresultaten op Boek

Alle Boeken

Public domain