42 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Landpalen' in de Bijbel

Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind, die hief de sprinkhanen op, en wierp ze in de Schelfzee; er bleef niet een sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte.

En Ik zal uw landpalen zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot.

Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, en uw landpalen verwijden, dan zal niemand uw land begeren, terwijl gij henen opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar.

Laat ons toch door uw land trekken; wij zullen niet trekken door den akker, noch door de wijngaarden, noch zullen het water der putten drinken; wij zullen den koninklijken weg gaan, wij zullen niet afwijken ter rechterhand noch ter linkerhand, totdat wij door uw landpalen zullen getrokken zijn.

Van daar reisden zij, en legerden zich aan deze zijde van de Arnon, welke in de woestijn is, uitgaande uit de landpalen der Amorieten; want de Arnon is de landpale van Moab, tussen Moab en tussen de Amorieten.

Alzo gaf Mozes hunlieden, den kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, en den halven stam van Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, koning der Amorieten, en het koninkrijk van Og, koning van Bazan; het land met de steden van hetzelve in de landpalen, de steden des lands rondom.

Gebied den kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij in het land Kanaan ingaat, zo zal dit land zijn, dat u ter erfenis vallen zal, het land Kanaan, naar zijn landpalen.

Er zal bij u in zeven dagen geen zuurdeeg gezien worden in enige uwer landpalen; ook zal van het vlees, dat gij aan den avond van den eersten dag geslacht zult hebben, niets tot den morgen overnachten.

Olijfbomen zult gij hebben in al uw landpalen, maar gij zult u met olie niet zalven; want uw olijfboom zal zijn vrucht afwerpen.

Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen der volken gesteld naar het getal der kinderen Israels.

De Jordaan nu bepaalt haar aan den hoek naar het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen rondom, naar hun huisgezinnen.

Als hij nu in zijn huis kwam, zo nam hij een mes, en greep zijn bijwijf, en deelde haar met haar beenderen in twaalf stukken; en hij zond ze in alle landpalen van Israel.

Doch de hand des HEEREN was zwaar over die van Asdod, en verwoestte hen; en Hij sloeg ze met spenen, Asdod en haar landpalen.

Alzo werden de Filistijnen vernederd, en kwamen niet meer in de landpalen van Israel; want de hand des HEEREN was tegen de Filistijnen al de dagen van Samuel.

Toen zeiden tot hem de oudsten Jabes: Laat zeven dagen van ons af, dat wij boden zenden in al de landpalen van Israel; is er dan niemand, die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan.

En hij nam een paar runderen, en hieuw ze in stukken, en hij zond ze in alle landpalen van Israel door de hand der boden, zeggende: Die niet zelf uittrekt achter Saul en achter Samuel, alzo zal men zijn runderen doen. Toen viel de vreze des HEEREN op het volk, en zij gingen uit als een enig man.

Zo zochten zij een schone jonge dochter in alle landpalen van Israel; en zij vonden Abisag, een Sunamietische, en brachten ze tot den koning.

In die dagen begon de HEERE Israel af te korten, want Hazael sloeg ze in alle landpalen van Israel:

Toen sloeg Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren, ook haar landpalen van Thirza af; omdat men niet voor hem had opengedaan, zo sloeg hij hen; al haar bevruchte vrouwen hieuw hij in stukken.

Hij sloeg de Filistijnen tot Gaza toe, en haar landpalen, van den wachttoren af tot de vaste steden toe.

En dit waren hun woningen, naar hun kastelen, in hun landpalen, namelijk van de zonen van Aaron, van het huisgezin der Kahathieten, want dat lot was voor hen.

Of drie jaren honger, of drie maanden verteerd te worden voor het aangezicht uwer wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden u achterhale; of drie dagen het zwaard des HEEREN, dat is, de pestilentie in het land, en een verdervenden engel des HEEREN in al de landpalen van Israel? Zo zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal wedergeven, Die mij gezonden heeft.

Daartoe de priesteren en de Levieten, die in het ganse Israel waren, stelden zich bij hem uit al hun landpalen.

En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen.

Omdat hij gezegd heeft: Door de kracht mijner hand heb ik het gedaan, en door mijn wijsheid, want ik ben verstandig; en ik heb de landpalen der volken weggenomen, en heb hun voorraad geroofd, en heb als een geweldige de inwoners doen nederdalen;

Te dien dage zal de HEERE een altaar hebben in het midden van Egypteland, en een opgericht teken aan haar landpalen voor den HEERE.

Ik zal uw vermogen en uw schatten tot een roof geven, zonder prijs; en dat om al uw zonden, en in al uw landpalen.

Ik zal Mijn berg met het veld, uw vermogen en al uw schatten ten roof geven, mitsgaders uw hoogten, om de zonde in al uw landpalen.

Uw landpalen zijn in het hart der zeeen; uw bouwers hebben uw schoonheid volkomen gemaakt.

De vorsten van Juda zijn geworden, gelijk die de landpalen verrukken; Ik zal Mijn verbolgenheid, als water, over hen uitgieten.

Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had.

En ziet, de gehele stad ging uit, Jezus tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij uit hun landpalen wilde vertrekken.

En de scharen van Zich gelaten hebbende, ging Hij in het schip, en kwam in de landpalen van Magdala.

En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geeindigd had, dat Hij vertrok van Galilea, en kwam over de Jordaan, in de landpalen van Judea.

En zij begonnen Hem te bidden, dat Hij van hun landpalen wegging.

En van daar opstaande, ging Hij weg naar de landpalen van Tyrus en Sidon; en in een huis gegaan zijnde, wilde Hij niet, dat het iemand wist, en Hij kon nochtans niet verborgen zijn.

En Hij wederom weggegaan zijnde van de landpalen van Tyrus en Sidon, kwam aan de zee van Galilea, door het midden der landpalen van Dekapolis.

En van daar opgestaan zijnde, ging Hij naar de landpalen van Judea, door de overzijde van de Jordaan; en de scharen kwamen wederom samen bij Hem, en gelijk Hij gewoon was, leerde Hij hen wederom.

Maar de Joden maakten op de godsdienstige en eerlijke vrouwen, en de voornaamsten van de stad, en verwekten vervolging tegen Paulus en Barnabas, en wierpen ze uit hun landpalen.

Public domain