'Luit' in de Bijbel
Looft den HEERE met de harp; psalmzingt Hem met de luit, en het tiensnarig instrument.
Waak op, mijn eer! waak op, gij, luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken.
Ook zal ik U loven met het instrument der luit, Uw trouw, mijn God; ik zal U psalmzingen met de harp, o Heilige Israels!
Heft een psalm op, en geeft de trommel; de liefelijke harp met de luit.
Op het tiensnarig instrument en op de luit, met een voorbedacht lied op de harp.
Waak op, gij luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken.
O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen.
Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp!
Die op het geklank der luit kwinkeleren, en bedenken zichzelven instrumenten der muziek, gelijk David;