'Onderricht' in de Bijbel
Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis.
Gord nu, als een man, uw lenden, zo zal Ik u vragen, en onderricht Mij.
Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.
Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht Gij mij.
Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.
Als men den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht, neemt hij wetenschap aan.
En zijn God onderricht hem van de wijze, Hij leert hem.
En zij, te voren onderricht zijnde van haar moeder, zeide: Geef mij hier in een schotel het hoofd van Johannes den Doper.
En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten.