'Pijlen' in de Bijbel
God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten.
Ik zal kwaden over hen hopen; Mijn pijlen zal Ik op hen verschieten.
Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed, en Mijn zwaard zal vlees eten; van het bloed des verslagenen en des gevangenen, van het hoofd af zullen er wraken des vijands zijn.
Zo zal ik drie pijlen ter zijde schieten, als of ik naar een teken schoot.
En zie, ik zal den jongen zenden, zeggende: Ga heen, zoek de pijlen, indien ik uitdrukkelijk tot den jongen zeg: Zie, de pijlen zijn van u af en herwaarts, neem hem; en kom gij, want er is vrede voor u, en er is geen ding, zo waarlijk de HEERE leeft!
Maar indien ik tot den jongen alzo zeg: Zie, de pijlen zijn van u af en verder; ga heen, want de HEERE heeft u laten gaan.
En hij zeide tot zijn jongen: Loop, zoek nu de pijlen, die ik schieten zal. De jongen liep heen, en hij schoot een pijl, dien hij deed over hem vliegen.
Toen zeide Joab: Ik zal hier bij u alzo niet vertoeven; en hij nam drie pijlen, en stak ze in Absaloms hart, daar hij nog levend was in het midden van den eik.
En Hij zond pijlen uit en verstrooide ze; bliksemen en verschrikte ze.
En Elisa zeide tot hem: Neem een boog en pijlen. En hij nam tot zich een boog en pijlen.
Daarna zeide hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zeide hij tot den koning van Israel: Sla tegen de aarde. En hij sloeg driemaal; daarna stond hij stil.
Gewapend met bogen, rechts en links met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren van de broederen van Saul, uit Benjamin.
Hij maakte ook te Jeruzalem kunstige werken, bedenking van kunstige werkmeesters, dat zij op de torens en op de hoeken zijn zouden, om met pijlen en met grote stenen, te schieten; zo ging zijn naam tot verre toe uit, want hij werd wonderlijk geholpen, totdat hij sterk was.
Want de pijlen des Almachtigen zijn in mij, welker vurig venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods rusten zich tegen mij.
En heeft dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen.
Want ziet, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de pees, om in het donkere te schieten naar de oprechten van harte.
En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.
Want Uw pijlen zijn in mij gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald.
Uw pijlen zijn scherp; volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden.
Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard.
Laat hen smelten als water, laat hen daarhenen drijven; legt hij zijn pijlen aan, laat hen zijn, alsof zij afgesneden waren.
Aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van den boog, het schild, en het zwaard, en den krijg. Sela.
De dikke wolken goten water uit; de bovenste wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen daarhenen.
Scherpe pijlen eens machtigen, mitsgaders gloeiende jeneverkolen.
Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.
Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen.
Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt;
Welker pijlen scherp zullen zijn, en al hun bogen gespannen; hunner paarden hoeven zullen als een rots geacht zijn, en hun raderen als een wervelwind.
Dat men met pijlen en met den boog aldaar zal moeten gaan; want het ganse land zal doornen en distelen zijn.
Want ziet, Ik zal een verzameling van grote volken uit het land van het noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die zullen zich tegen haar rusten; van daar zal zij ingenomen worden; hun pijlen zullen zijn als eens kloeken helds, geen zal ledig wederkeren.
Rust u tegen Babel rondom, gij allen, die den boog spant! schiet in haar, en spaart de pijlen niet; want zij heeft tegen den HEERE gezondigd.
Zuivert de pijlen, rust de schilden volkomenlijk toe; de HEERE heeft den geest der koningen van Medie opgewekt; want Zijn voornemen is tegen Babel, dat Hij haar verderve; want dit is de wraak des HEEREN, de wraak Zijns tempels.
He. Hij heeft Zijn pijlen in mijn nieren doen ingaan.
Wanneer Ik de boze pijlen des hongers tegen hen uitzenden zal, die ten verderve zijn zullen, die Ik uitzenden zal om u te verderven; zo zal Ik den honger over u vermeerderen, en u den staf des broods breken.
Want de koning van Babel zal aan de wegscheiding staan, aan het hoofd van de twee wegen, om waarzegging te gebruiken; hij zal zijn pijlen slijpen; hij zal de terafim vragen, hij zal de lever bezien.
Maar Ik zal uw boog uit uw linkerhand slaan, en Ik zal uw pijlen uit uw rechterhand doen vallen.
En de inwoners der steden Israels zullen uitgaan, en vuur stoken en branden van de wapenen, zo van schilden als rondassen, van bogen en van pijlen, zo van handstokken als van spiesen; en zij zullen daarvan vuur stoken zeven jaren;
De zon en de maan stonden stil in haar woning; met het licht gingen Uw pijlen daarhenen, met glans Uw bliksemende spies.
En de HEERE zal over henlieden verschijnen, en Zijn pijlen zullen uitvaren als een bliksem; en de Heere HEERE zal met de bazuin blazen, en Hij zal voorttreden met stormen uit het zuiden.
Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen.