47 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Simeón' in de Bijbel

En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon.

VersbegrippenGod Besteedde Aandacht Aan MijIndividuen HatenMensen Met Toepasselijke Namen

En het geschiedde ten derden dage, toen zij in de smart waren, zo namen de twee zonen van Jakob, Simeon en Levi, broeders van Dina, een iegelijk zijn zwaard, en kwamen stoutelijk in de stad, en doodden al wat mannelijk was.

VersbegrippenDe Derde Dag Van De WeekUitroeiingDood Van Alle MannenLichamelijke PijnTwee ZonenAangenaamheidSlachtingen

Toen zeide Jakob tot Simeon en tot Levi: Gij hebt mij beroerd, mits mij stinkende te maken onder de inwoners dezes lands, onder de Kanaanieten, en onder de Ferezieten; en ik ben weinig volks in getal; zo zij zich tegen mij verzamelen, zo zullen zij mij slaan, en ik zal verdelgd worden, ik en mijn huis.

VersbegrippenOorzaken Van ProblemenNeuzenGeurtjesEnkele MensenVerontrustende IndividuenNaties die Israël aanvallenFamilie Problemen

De zonen van Lea waren: Ruben, Jakobs eerstgeborene, daarna Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Zebulon.

VersbegrippenEerstgeboreneEerstgeboren Zonen

Toen wendde hij zich om, van hen af, en weende; daarna keerde hij weder tot hen, en sprak tot hen, en nam Simeon van hen, en bond hem voor hun ogen.

VersbegrippenEmotionele Aspecten Van LijdenVerdrietVastbinden

Toen zeide Jakob, hun vader, tot hen: Gij berooft mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! al deze dingen zijn tegen mij!

VersbegrippenMensen TegenIndividuen Die OverlijdenVerlies

En hij zeide: Vrede zij ulieden, vreest niet! Uw God en de God uws vaders heeft u een schat in uw zakken gegeven; uw geld is tot mij gekomen. En hij bracht Simeon tot hen uit.

VersbegrippenMensen Die Bevrijd Worden Door MensenGod Geeft Rijkdom

En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zoar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische vrouw.

Nu dan, uw twee zonen, die u in Egypteland geboren waren, eer ik in Egypte tot u gekomen ben, zijn mijne; Efraim en Manasse zullen mijne zijn, als Ruben en Simeon.

VersbegrippenDe Aard Van AdoptieZonenTwee ZonenMensen Die Andere Dingen Bezitten

Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn werktuigen van geweld!

VersbegrippenWapens

Ruben, Simeon, Levi, en Juda;

En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon.

VersbegrippenEerstgeboren ZonenOpdracht Thuis

Van Simeon, Selumiel, de zoon van Zurisaddai.

Van de zonen van Simeon, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, zijn getelden, in het getal der namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken;

Hun getelden van den stam van Simeon waren negen en vijftig duizend en driehonderd.

VersbegrippenVijftig Tot Negentig Duizend

En nevens hem zal zich legeren de stam van Simeon; en Selumiel, de zoon van Zurisaddai, zal de overste der zonen van Simeon zijn.

Op den vijfden dag offerde den overste der kinderen van Simeon, Selumiel, de zoon van Zurisaddai.

VersbegrippenDe Vijfde Dag Van De WeekDag 5

En over het heir van den stam der kinderen van Simeon was Selumiel, de zoon van Zurisaddai.

Van de stam van Simeon, Safat, de zoon van Hori.

De zonen van Simeon, naar hun geslachten: van Nemuel, het geslacht der Nemuelieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der Jachinieten;

En van den stam der kinderen van Simeon, Semuel, zoon van Ammihud;

Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin.

VersbegrippenStammen Van IsraëlDe Oversteek Naar Het Beloofde Land

Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, voor den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen; en hun erfdeel was in het midden van het erfdeel der kinderen van Juda.

VersbegrippenLand Als Goddelijke VerantwoordelijkheidTweede Ding

En al de dorpen, die rondom deze steden waren, tot Baalath-Beer, dat is Ramath tegen het zuiden. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen.

Het erfdeel der kinderen van Simeon is onder het snoer der kinderen van Juda; want het erfdeel der kinderen van Juda was te groot voor hen; daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden van hun erfdeel.

VersbegrippenMeer Dan Genoeg

Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen der Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten, waren van den stam van Juda, en van den stam van Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot, dertien steden.

VersbegrippenDertien

Verder gaven zij van den stam der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, deze steden, die men bij name noemde;

Toen zeide Juda tot zijn broeder Simeon: Trek met mij op in mijn lot, en laat ons tegen de Kanaanieten krijgen, zo zal ik ook met u optrekken in uw lot. Alzo toog Simeon op met hem.

VersbegrippenUitnodigingenSamen VechtenAfnemende Woede

Juda dan toog met zijn broeder Simeon, en zij sloegen de Kanaanieten, wonende te Zefat, en zij verbanden hen; en men noemde den naam dezer stad Horma.

VersbegrippenVernietigingSamen VechtenVernietiging

Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon,

De kinderen van Simeon waren Nemuel en Jamin, Jarib, Zerah, Saul.

Ook gingen uit hen, te weten uit de kinderen van Simeon, vijfhonderd mannen, tot het gebergte van Seir; en Pelatja, en Nearja, en Refaja, en Izziel, de zonen van Isei, waren hun tot hoofden.

VersbegrippenAmalekietenVier- Tot Vijfhonderd

En zij gaven ze bij het lot, van den stam der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, en van den stam der kinderen van Benjamin, deze steden, dewelke zij bij namen noemden.

Van de kinderen van Simeon, kloeke helden ten heire, zeven duizend en honderd;

VersbegrippenZevenduizend

En hij vergaderde het ganse Juda en Benjamin, en de vreemdelingen met hen uit Efraim, en Manasse, en uit Simeon; want uit Israel vielen zij tot hem in menigte, als zij zagen, dat de HEERE, zijn God, met hem was.

VersbegrippenGrootsheidRestGod Met Specifieke MensenJaren Tachtig

Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali toe, in haar woeste plaatsen rondom,

En van de kinderen van Harim: Eliezer, Jissia, Malchia, Semaja, Simeon,

En aan de landpale van Benjamin, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Simeon een.

VersbegrippenOost En West

En aan de landpale van Simeon, van den oosterhoek tot de westerhoek toe, Issaschar een.

VersbegrippenOost En West

De zuiderhoek ook vier duizend en vijfhonderd maten, en drie poorten: een poort van Simeon, een poort van Issaschar, een poort van Zebulon.

VersbegrippenPoorten Van De StadJeruzalem En Het Land MetenDrie Delen Van Constructies

En Simeon zegende henlieden, en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israel, en tot een teken, dat wedersproken zal worden.

VersbegrippenVoorbeelden Van KinderenTekenen Uitgevoerd Door ChristusGewoonte Om Op Te StaanMensen Die Anderen ZegenenEerherstel

Den zoon van Simeon, den zoon van Juda, den zoon van Jozef, den zoon van Jonan, den zoon van Eljakim,

En er waren te Antiochie, in de Gemeente, die daar was, enige profeten en leraars, namelijk Barnabas, en Simeon, genaamd Niger, en Lucius van Cyrene, en Manahen, die met Herodes den viervorst opgevoed was, en Saulus.

VersbegrippenAfrikaanse AmerikanenGecommuniceerde LeerLeraarsTetrachChristelijke LeraarsAnonimiteitHeersers Van Een VierdeMissionarissen

Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft bezocht, om uit hen een volk aan te nemen door Zijn Naam.

VersbegrippenEerste Onder De HeidenenAndere Verwijzingen Naar Gods Naam

Uit het geslacht van Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Levi waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld;

Versbegrippen144

Public domain