'Slechten' in de Bijbel
De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende.
Zowel slechten als aanzienlijken, te zamen rijk en arm!
De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.
Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?
Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.
En ik zag onder de slechten; ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling;
Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.
De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen.
Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
De kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door, en worden gestraft.