'Spötter' in de Bijbel
Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek.
Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben.
Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.
Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet.
De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht.
De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen.
Sla de spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen.
De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn.
Als men den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht, neemt hij wetenschap aan.
Die een hovaardig pocher is, zijn naam is spotter; hij gaat met hovaardige verbolgenheid te werk.
Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden.
De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.