'Vijfhonderd' in de Bijbel
En Lamech leefde, nadat hij Noach gewonnen had, vijfhonderd vijf en negentig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
En Noach was vijfhonderd jaren oud; en Noach gewon Sem, Cham en Jafeth.
En Sem leefde, nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
Gij nu, neem u de voornaamste specerijen, de zuiverste mirre, vijfhonderd sikkels, en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd en vijftig sikkels, ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig sikkels;
Ook kassie, vijfhonderd, naar den sikkels des heiligdoms, en olie van olijfbomen een hin;
Een beka voor elk hoofd, dat is een halve sikkel, naar den sikkel des heiligdoms, van een ieder, die overging tot de getelden, van twintig jaren oud en daarboven, namelijk zeshonderd drie duizend, vijfhonderd vijftig.
Hun getelden van den stam van Ruben waren zes en veertig duizend en vijfhonderd.
Waren hun getelden van den stam van Efraim veertig duizend en vijfhonderd;
Waren hun getelden van den stam van Aser een en veertig duizend en vijfhonderd.
Al de getelden dan waren zeshonderd drie duizend vijfhonderd en vijftig.
Zijn heir nu, en zijn getelden waren zes en veertig duizend en vijfhonderd.
Zijn heir nu, en zijn getelden waren veertig duizend en vijfhonderd.
Zijn heir nu, en zijn getelden waren een en veertig duizend en vijfhonderd.
Dezen zijn de getelden van de kinderen Israels, naar het huis hunner vaderen; al de getelden der legers, naar hun heiren waren, zeshonderd drie duizend vijfhonderd en vijftig.
Hun getelden in getal waren van al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven; hun getelden waren zeven duizend en vijfhonderd.
Hun getelden waren acht duizend vijfhonderd en tachtig.
Dat zijn de geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden: veertig duizend en vijfhonderd.
Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden: zes en zeventig duizend en vijfhonderd.
Dat zijn de geslachten der Zebulonieten, naar hun getelden: zestig duizend en vijfhonderd.
Dat zijn de geslachten der zonen van Efraim, naar hun getelden: twee en dertig duizend en vijfhonderd. Dat zijn de zonen van Jozef, naar hun geslachten.
Daarna zult gij een schatting voor den HEERE heffen, van de oorlogsmannen, die tot dezen krijg uitgetogen zijn, van vijfhonderd een ziel, uit de mensen en uit de runderen, en uit de ezelen, en uit de schapen.
En de helft, te weten het deel dergenen, die tot dezen krijg uitgetogen waren, was in getal driehonderd zeven en dertig duizend en vijfhonderd schapen.
En de ezelen waren dertig duizend en vijfhonderd, en hun schatting voor den HEERE was een en zestig.
(Het halve deel nu der vergadering was, uit de schapen, driehonderd zeven en dertig duizend en vijfhonderd;
En Joab gaf de som van het getelde volk aan den koning; en in Israel waren achthonderd duizend strijdbare mannen, die het zwaard uittrokken, en de mannen van Juda waren vijfhonderd duizend man.
Dezen waren de oversten der bestelden, die over het werk van Salomo waren, vijfhonderd en vijftig, die heerschappij hadden over het volk, dat in het werk doende was.
Ook gingen uit hen, te weten uit de kinderen van Simeon, vijfhonderd mannen, tot het gebergte van Seir; en Pelatja, en Nearja, en Refaja, en Izziel, de zonen van Isei, waren hun tot hoofden.
Abia dan, en zijn volk, sloeg hen met een groten slag; want uit Israel vielen verslagen vijfhonderd duizend uitgelezen mannen.
En onder hun hand was een krijgsheir van driehonderd zeven duizend en vijfhonderd, die met strijdbare kracht zich ten oorlog oefenden, om den koning tegen den vijand te helpen.
Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den Levieten tot paasofferen, vijf duizend klein vee en vijfhonderd runderen.
Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven tot het werk. Hattirsatha gaf tot den schat, aan goud, duizend drachmen, vijftig sprengbekkens, vijfhonderd en dertig priesterrokken.
En in den burg Susan hebben de Joden gedood en omgebracht vijfhonderd mannen.
En de koning zeide tot de koningin Esther: Te Susan op den burg hebben de Joden gedood en omgebracht vijfhonderd mannen en de tien zonen van Haman; wat hebben zij in al de andere landschappen des konings gedaan? Wat is nu uw bede? en het zal u gegeven worden; of wat is verder uw verzoek? het zal geschieden.
Daartoe was zijn vee zeven duizend schapen, en drie duizend kemelen, en vijfhonderd juk ossen, en vijfhonderd ezelinnen; ook was zijn dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter was dan al die van het oosten.
Hij mat de oostzijde met het meetriet; vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom.
Hij mat de noordzijde, vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom.
De zuidzijde mat hij, vijfhonderd rieten, met het meetriet.
Hij ging om naar de westzijde, en hij mat vijfhonderd rieten, met het meetriet.
Hij mat het aan de vier zijden; het had een muur rondom henen, de lengte was vijfhonderd rieten, en de breedte vijfhonderd, om onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige.
Hiervan zullen tot het heiligdom zijn vijfhonderd met vijfhonderd, vierkant rondom; en het zal vijftig ellen hebben tot een buitenruim rondom.
En dit zullen haar maten zijn: de noorderhoek, vier duizend en vijfhonderd meetrieten; en de zuiderhoek vier duizend en vijfhonderd en van den oosterhoek vier duizend en vijfhonderd; en de westerhoek vier duizend en vijfhonderd.
Voorts zullen dit de uitgangen der stad zijn: van den noorderhoek, vier duizend en vijfhonderd maten.
En aan den oosterhoek, vier duizend en vijfhonderd maten, en drie poorten: namelijk, een poort van Jozef, een poort van Benjamin, een poort van Dan.
De zuiderhoek ook vier duizend en vijfhonderd maten, en drie poorten: een poort van Simeon, een poort van Issaschar, een poort van Zebulon.
De westerhoek, vier duizend en vijfhonderd; derzelver poorten drie: een poort van Gad, een poort van Aser, een poort van Nafthali.
Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de andere vijftig;
Daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van welken het meren deel nog over is, en sommigen ook zijn ontslapen.