'Alleen' in de Bijbel
En Ehud kwam tot hem in, daar hij was zittende in een koele opperzaal, die hij voor zich alleen had; zo zeide Ehud: Ik heb een woord Gods aan u. Toen stond hij op van den stoel.
Zie, ik zal een wollen vlies op den vloer leggen; indien er dauw op het vlies alleen zal zijn, en droogte op de ganse aarde, zo zal ik weten, dat Gij Israel door mijn hand zult verlossen, gelijk als Gij gesproken hebt.
En Gideon zeide tot God: Uw toorn ontsteke niet tegen mij, dat ik alleenlijk ditmaal spreke; laat mij toch alleenlijk ditmaal met het vlies verzoeken; er zij toch droogte op het vlies alleen, en op de ganse aarde zij dauw.
En God deed alzo in denzelven nacht; want de droogte was op het vlies alleen, en op de ganse aarde was dauw.
En hij deed het volk afgaan naar het water. Toen zeide de HEERE tot Gideon: Al wie met zijn tong uit het water zal lekken, gelijk als een hond zou lekken, dien zult gij alleen stellen; desgelijks al wie op zijn knieen zal bukken om te drinken.
Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet, met trommelen en met reien. Zij nu was alleen, een enig kind; hij had uit zich anders geen zoon of dochter.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (14)
- Exodus (15)
- Leviticus (2)
- Numberi (7)
- Deuteronomium (14)
- Jozua (2)
- Richteren (6)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (4)
- 2 Samuël (8)
- 1 Koningen (13)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (1)
- 2 Kronieken (3)
- Ezra (1)
- Nehemia (1)
- Esther (2)
- Job (9)
- Psalmen (9)
- Spreuken (4)
- Prediker (1)
- Jesaja (10)
- Jeremia (3)
- Ezechiël (4)
- Daniël (2)
- Hosea (2)
- Amos (1)
- Micha (1)
- Mattheüs (13)
- Markus (10)
- Lukas (11)
- Johannes (13)
- Handelingen (7)
- Romeinen (12)
- 1 Corinthiërs (2)
- 2 Corinthiër (6)
- Galaten (2)
- Efeziërs (1)
- Filippenzen (4)
- Colossenzen (1)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 1 Timotheüs (6)
- 2 Timotheüs (3)
- Hebreeën (3)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (1)
- 1 Johannes (2)
- 2 Johannes (1)
- Judas (1)
- Openbaring (2)