'Alleen' in de Bijbel
[ (Psalms 4:9) Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij doen zeker wonen. ]
Want wie is God, behalve de HEERE? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God?
Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.
Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen.
Geloofd zij de HEERE God, de God Israels, Die alleen wonderen doet.
[ (Psalms 83:19) Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam zijt de HEERE, de Allerhoogste over de ganse aarde. ]
Want Gij zijt groot, en doet wonderwerken; Gij alleen zijt God.
Dien, Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Dat zij den Naam des HEEREN loven; want Zijn Naam alleen is hoog verheven; Zijn majesteit is over de aarde en den hemel.