5 gebeurtenissen in 1 vertaling
'Bad' in de Bijbel
Zij dan viel bitterlijk bedroefd zijnde, zo bad zij tot den HEERE, en zij weende zeer.
Ik bad om deze jongeling, en de HEERE heeft mij mijn bede gegeven, die ik van Hem gebeden heb.
Daarom heb ik hem ook den HEERE overgegeven al de dagen, die hij wezen zal; hij is van den HEERE gebeden. En hij bad aldaar den HEERE aan.
Toen bad Hanna en zeide: Mijn hart springt van vreugde op in den HEERE; mijn hoorn is verhoogd in den HEERE; mijn mond is wijd opengedaan over mijn vijanden; want ik verheug mij in Uw heil.
Maar dit woord was kwaad in de ogen van Samuel, als zij zeiden: Geef ons een koning, om ons te richten. En Samuel bad den HEERE aan.